Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier wort verhaelt deerste Capittel, ende die vier riuieren des paradijs, hoe Eua ghescapen ende den houwelijcken staet van God inghesedt wordet

Dat .ij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ALlsoo werdt volmaect hemel ende aerde, met alle haer vercieringe,

2

ende alsoo volmaecte Godt ten seuensten daghe sijn werck dat hi gemaect hadde, Ende hi ruste ten .vij. daghe van alle sijn wercken die hi ghemaect hadde. Ga naar margenoot+

3

Ende Ga naar margenoota gebenedide den seuenden dach, ende heylichden, want hi ten seuensten daghe ruste van alle sijn wercken, die God schiep ende maecte.

4

Dit sijn die gheboorten des hemels ende der aerden als die geschapen waren, ter tijt, als God hemel ende aerde maecte,

5

eer dat yewers een spruyte opter aerden was, oft yewers eenich cruyt opten velde wiesch Want God die HERE en had noch niet laten reghenen opter aerden, Noch daer en was geen mensche die tlant bouwen ende tuelen soude. Mer een fonteyn gincker op vander aerden, ende maecte vochtich al tlant.

6

Ga naar margenoot+Ende God dye HERE maecte den mensche vanden stof der aerden,

7

Ga naar margenoot+ende blies hem int aensicht eenen leuenden adem, ende also wert die mensche een leuende siele

8

Ende God die HERE plantede eenen hof in Eden tegent oosten, ende sette den mensche daer in, dye hi ghemaect hadde.

9

Ga naar margenoot+Ende God die HERE liet opwassen alderley bomen lustich te aensien, ende goet te eten, ende den boom des leuens midden inden Lusthof, ende den boom der kennissen des goets ende des quaets.

10

Ende daer ghinc van Eden een riuiere wt om te veruersschen den Lusthof, ende wert aldaer gedeylt in vier hooftwateren. Ga naar margenoot+

11

Dat eerste hiet Pison, ende loopt al om tlandt van Heuila, ende aldaer vintmen gout,

12

ende dat gout des lants is costelijc, ende daer vintmen Bedellion, ende den edelen steen Schocham,

13

Dat ander water heet Gihon, dat vliet al om dat gantssche Morenlant,

14

Dat derde water heet Hydeckel, dat vliet oostwaert na Assyrien, Dat vierde water Euphrates

15

Ende God die HERE nam den mensche, ende settede hem inden Lusthof Eden, dat hi dat tuelen ende bewaren soude

16

Ende God die HERE geboot den mensce, ende seyde, van alle bomen des Lusthofs suldi eten,

17

mer vanden boom der kennissen des goets ende des quaets en suldi niet eten, want in wat dage ghi daer af eten sult, suldi den doot steruen.

18

Ende God die HERE sprac, Ga naar margenoot+ Ten is niet goet, dat die mensche alleen si, Ic wil hem een hulpe maken die hem bi stae.

19

Als God die HERE ghemaect hadde vander aerden alderley dieren opten velde, ende alderley vogel onder den hemel, bracht hise tot den mensche, dat hi sage, hoe hise noemen soude, Want so die mensce alderley leuende siele noemen soude, so souden si heeten

20

Ende die mensche gaf eenen yegeliken vee, ende vogel onder den hemel, ende die dieren opten velde sinen naem, Mer men vant den mensche gheen hulpe die bi hem stonde.

21

Ga naar margenoot+Doen liet God die HERE eenen vasten slaep vallen op den mensche, Ga naar margenoot+ ende hi ontsliep, Ende hi nam een van sinen ribben, ende sloodt die stede toe met vleesch,

22

ende God dye HERE maecte een wijf van die ribbe, die hi vanden mensche nam, ende brachtse tot hem.

23

Doen sprac dye mensche Dat was een been van minen beenen, ende vleesch van mijnen vleessce, Men salse Manninne heeten, daerom, dat si vanden man gecomen is.

24

Daerom sal een man sinen vader ende moeder laten, ende aen sinen wijue hangen, ende si twee sullen sijn een vleesch, Ende si waren beyde naect, die mensche ende sijn wijf, ende si en schaemden hen niet.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
ex. xx.b He. iiij b

margenoota
Gebenedide dat is groot maecte

margenoot+
B vers 6

margenoot+
To. viij b Sap. x.

margenoot+
C vers 9

margenoot+
Sap. xxiiij

margenoot+
math. x.

margenoot+
D vers 21
margenoot+
eccle. xv mat xix


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken