Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Rachel gheeft Iacob haer maecht, die baert hem twee sonen, Alsoo doet oock Lea met haerder maecht, die baert hem ooc twee sonen, Rachel neemt die Albruyn dat Iacob bi Lea slapen mach, Rachel wert vruchtbaer ende baert eenen sone, Iacob wilt weder thuys reysen, Hi ontfangt loon sijns diensts ende wordt rijck, ende daer wort een compact ghemaeckt.

Dat .xxx. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen Rahel sach dat si Iacob nyedt en baerde, benijde si haer suster, ende sprack tot Iacob, Gheeft my ooc kinderen, oft anders sal ick steruen.

2

Iacob dye wert seer toornich op Rahel ende sprac,

3

Ben ic dan in Gods stede, die v keert die vruchte ws lichaems?

4

Siet sprac si, daer is mijn ioncwijf Bilha, legget v by haer dat si mi op mijnen scoot bare, ende ick door haer vermeerdert mach worden, ende gaf hem also Bilha haer ioncwijf te wijue,

5

Ende Iacob leyde hem bi haer, aldus ontfinck Bilha, ende baerde Iacob eenen sone.

6

Ga naar margenoot+Doen sprac Rahel, God heeft mijn zaet geoordelt, ende mijn stemme verhoort, ende mi eenen sone ghegheuen, daerom hiet si hem Dan,

7

Noch eens ontfinck Bilha Rahels ioncwijf, ende baerde Iacob den tweeden soon.

8

Doen sprac Rahel, God heuet mi gelijc gemaect met mijnder sustere, ende ick neme die ouerhant, ende si hiet hem Naphtali,

9

Als Lea sach dat si op hiel te baren, nam si haer ioncwijf Silpa, ende gafse Iacob te wiue,

10

Aldus baerde Silpa Lea ioncwijf Iacob eenen soon,

11

doen sprac Lea rustich, ende hiet hem Gad,

12

daer na baerde Silpa Lea ioncwijf Iacob den tweeden sone.

13

Doen sprac Lea, Wel mi, want my sullen salich prijsen die dochteren, ende hiet hem Asser.

14

Ruben ginc wt ter tijt des tarwen oogsts, ende vandt Mandragora opten velde, Ga naar margenoot+ ende brachtse zijnder moeder Lea thuys, Doe sprac Rahel tot Lea, Gheeft my een deel vander mandragora ws soons,

15

Si antwoorde, hebdi niet genoech dat ghi mi minen man genomen hebt, ende wilt ooc mijns soons Mandragora nemen? Rahel sprack, wel laet hem desen nacht bi v slapen, voor ws soons Mandragora.

16

Als Iacob des auonts vanden velde quam, ginc Lea wt hem te gemoet, ende sprac, Bi mi suldi liggen

[pagina *]
[p. *]

want ic heb v gecost om mijns soons Mandragora.

17

Ende hi sliep dien nacht bi haer, ende god verhoorde Lea, ende si ontfinc, ende baerde Iacob den vijfsten sone ende sprac,

18

God heeft mi geloont, dat ic mijn ioncwijf minen man gegeuen heb, ende hiet hem Isaschar,

19

Noch eens ontfinc Lea, ende baerde Iacob den sesten soon, ende sprac,

20

God heeft mi wel beraden, Nv sal mijne man weder bi mi wonen want ic heb hem ses sonen gebaert, ende hiet hem Sebulon,

21

Daer na baerde si een dochter, die hiet si Dina.

22

Ga naar margenoot+God gedachte Rahels, ende verhoordese, ende maectese vruchtbare,

23

Doen ontfinck si, ende baerden eenen sone, ende sprac. God heeft mijnen lachter van my genomen,

24

ende hiet hem Ioseph, ende sprac, God wil noch eenen anderen soon daer toe doen.

25

Als Rahel Ioseph gebaert hadde, sprac Iacob tot Laban, Laet mi trecken ende reysen aen mijn stede, ende in mijn lant,

26

geeft mi mijne wijuen ende mijn kinderen, daer ic v om gedient hebbe, dat ic trecke, want ghy weet, wat dienst dat ic v gedaen hebbe,

27

Laban sprac tot hem, Can ic gheen genade voor uwen ooghen vinden? Ic hebbe onderuonden, dat my God gebenedijt heeft, om uwen wille

28

Sedt uwen loon dyen ic v gheuen sal.

29

Hi antwoorde hem, Ghi weet, hoe dat ick v ghedient hebbe, ende wat vee ghi te voren hadt onder mi,

30

ghy hadt luttel eer ic hier quam, mer nv ist vermeerdert, in groter menichten, ende dye HERE heeft v gebenedijt om mijnen wil, ende nv wanneer soude ic ooc voor mijne huys voorsien?

31

Hy antwoorde, wat sal ic v dan geuen? Iacob sprac, Ghi en sult mi niet met allen geuen, mer ist dat ghi mi doen wilt, dat ic v seggen sal, so wil ick wederom weyden, ende behoeden uwe schapen.

32

Ick sal heden door alle die cudden gaen, ende scheydet ghi van daer alle gheplacte, ende bonte schapen, alle swaerte schapen onder den lammeren, ende wat daer bont ende geplacket onder die geyten sijn sal, dat sal mijn loon sijn,

33

soe sal my mijn gerechticheyt tuygen heden oft morghen, wanneer het v coemt mi te loonen, also dat wat niet geplact ende bont en is onder den gheyten, ende wat swaert is onder den lammeren, dat si als eens diefs proeye by my.

34

Ga naar margenoot+Laban sprac, Siet, het si so ghi geseyt hebt.

35

Ende sceyde in dien dage wt, besprenkelde ende bonte bocken, ende alle geplacte ende bonte geyten, alsoo verde alsser wat wits aen was. Ende al wat swaert was onder den lammeren

36

ende hi deet in sijnder kinderen handen, ende hi maeckte ruymte drie dach reysen verde tusscen hem ende Iacob Also weyde Iacob die ouergebleuene cudde Laban

37

Iacob nam stocxkens, vander groender weyden hazeleren, castanien, ende schelde witte streepkens daer aen,

38

Ga naar margenoot+ende hi leyde die stocken die hy gescelt hadde binnen inden drencke voor die kudde, die daer moeste comen om te drincken,

39

op dat si ontfanghen souden, als si quamen drincken, Aldus ontfinghen dye cudden ouer die stocken, ende brochten besprenkelde, beplacte ende bonte.

40

Doe scheyde Iacob die lammeren, wat niet bont, ende al wat swart was, ende hy dedese te hoope onder Labans cudde. Ende hi maecte hem seluen een eyghen cudde, vanden beplacten ende bonten, ende dese en dede hi tot Labans cudde niet.

41

Mer wanneer den loop der vroeger cudden was, leyde hi die stocxkens in die goten voor die oogen der cudden dat si ouer dye stocken ontfanghen souden.

42

Ga naar margenoot+Maer inden spadelicken loop, en leyde hise daer niet in, Also werden dye spadelinghen, Labans, ende die vroege Iacobs, Daer af wert dye man bouen maten rijc, dat hi veel schapen ioncwijfs, knechten, kemelen, ende ezelen hadde

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 14

margenoot+
D vers 22

margenoot+
E vers 34

margenoot+
F vers 38

margenoot+
G vers 42

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken