Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Ioseph des vaders liefste soon wort van sinen broedern ghehaet, Ende in eenen verdroochden put gesteken Ende wort den cooplieden in Egipten vercocht.

Dat .xxxvij. Capittel

1

Ga naar margenoot+IAcob woonde int lant daer zijn vader een vreemdelinc in was, te weten int lant Canaan,

2

ende dat zijn die geslachten Iacobs, Ioseph was xvij. iaer out als hi een herder des vees wert met sinen broederen, ende dit kint was biden kinderen Bilha ende Silpha sijns vaders wijuen, ende bootschaptet sinen vadere, wanneer datter was een quaet geruchte tegen hen,

3

Israel had Ioseph lieuer dan alle zijn kinderen, om dat hi hem in sijn outheyt gewonnen had, ende maecte hem eenen bonten rock.

4

Als nv sijn broeders sagen dat haer vader hem lieuer had, dan alle sijn broederen, waren si hem vyant, ende en conden hem gheen vriendelic woort toe ghespreken

5

Oock hadde Ioseph eens, eenen droom, ende hier af seyde hi sinen broederen, doen werden si hem noch meerder vyanden

6

† Ioseph sprac tot sinen broederen, Hoort wat mi gedroomt heeft.

7

My docht wy bonden schouen inden velde, ende mijnen scoof rechte hem op ende stont ende uwe schoeuen alomme neygeden haer tegen mijnen schoof,

8

Doen spraken sine broederen tot hem soudi onse coninc worden? ende ouer ons heerschappie hebben? ende werden hem noch meerder vyanden om zijns drooms, ende zijnder redenen wille.

9

Ga naar margenoot+Ende hi had noch eenen anderen droom, dyen vertelde hi sinen broederen ende sprac, siet, ic heb noch eenen droom gehadt, mi docht die zonne ende die mane ende elf sterren neychden hen voor my,

10

ende als dat sinen vader ende sinen broeder geseyt wert, strafte hem zijn vader ende seide tot hem, wat drome is dat die ghi gedroomt hebt soude ic ende v moeder ende v broeders comen ende voor v op die aerde vallen?

11

ende sine broeders beniden hem, mer zijn vader onthielt dese woorden

12

Als nv zijn broeders wt gingen om haers vaders vee te weyden in Sichem, sprac Israel tot Ioseph,

13

hoeden niet uwe broeders dat vee in Sichem? coemt ic wil v tot hen seynden, hi antwoorde, hier ben ic,

14

ende hi seyde, gaet henen ende siet oft wel staet met uwen broederen, ende met dat vee ende segt mi weder hoe dattet hen gaet, Ende hi sant hem, wt totten dale Hebron om te Sichem te gaen. *

15

Ga naar margenoot+† Doen vant hem een man dolende int velt die vraechde hem ende seyde,

16

wien soect ghi? hi antwoorde, ic soecke mijne broederen, segt mi doch waer si hoeden,

17

Die man sprac si sijn van daer getrocken, want ic hoorde dat si seiden laet ons dan te Dothan gaen, Daer volchde Ioseph sinen broederen nae, ende vantse te Datham.

18

Als si hem saghen van verre, Ga naar margenoot+ eer hy bi hen quam dachten si hem te dooden,

19

ende seyden onder malcanderen, siet die droomer coemt daer,

20

coemt ende laet ons hem dooden, ende in eenen put worpen, ende seggen, een quaet dier heeft hem gheten, Ga naar margenoot+ dan salmen wel sien wat sine droomen sijn.

21

Als Ruben dat hoorde, wilde hi hem wt haren handen verlossen, ende sprac, en laet ons geen siele verslaen,

22

voort sprac Ruben tot hen, en laet ons gheen bloet storten, mer laet ons hem inden put worpen, die inder woestinen is, ende en doet die hant niet aen hem, Hi wilde hem wt haren handen verlossen, dat hi hem weder brochte tot sinen vader. *

23

Ga naar margenoot+Als nv Ioseph tot sinen broederen quam, trocken si hem sinen rock metten bonte wt die hi aen had,

24

ende namen hem ende wierpen hem in eenen put, maer dye selue put was leech, ende daer en was gheen water in,

25

ende ginghen sitten om te eten, binnen dyen seluen hieuen si haer ooghen op, ende sagen eenen hoop Ismaeliten comen van Galaad met hare kemelen die droeghen cruyt, balsem ende myrren ende reysden af in Egypten.

[afbeelding]

[pagina *]
[p. *]

26

Ga naar margenoot+Doen sprac Iuda tot sine broederen, wat helpet ons, dat wi onsen broeder dooden ende sijn bloet verbergen?

27

coemt laet ons hem den Ismaeliten vercoopen, op dat onse handen hem niet en vergrijpen aen hem, want hi is onse broeder, ons vleesch, ende bloet, ende si verhoorden hem,

28

Ende als die Madianiten voorbi reysden) trocken die Madianiten Ioseph wt den putte, ende vercochten hem den Ismaeliten, om .xx. silueren penningen, ende die brochten Ioseph in Egipten.

29

Als nv Ruben weder totten putte quam, ende en vant Ioseph daer niet in, verschoorde hi zijn cleederen,

30

ende quam weder tot sinen broederen ende sprac, die knecht en is daer niet, waer sal ic henen?

31

Doen namen si Iosephs rock ende sloegen eenen boc, ende staken den rock in dat bloet ende si sonden den bonten rock wech tot haren vadere,

32

seggende, desen rock hebben wi vonden, siet, oft ws soons rock is oft niet,

33

Hi bekende ende sprack, Het is mijns soons rock,

34

Een quaet dier heeft hem geten, een verslindende beest heeft mijnen soon Ioseph verslint, ende Iacob verschoorde zijn cleederen, ende leyde eenen sack om sine lendenen, ende droech rouwe om sinen sone langen tijde,

35

ende alle sine sonen ende dochteren stonden op om hem te troosten, mer hi en wilde hem nyet laten troosten, ende sprack Ic sal met rouwe onder wech varen in die Ga naar margenoota helle, tot mijnen sone,

36

ende zijn vader beweende hem.

Mer die Madianiten vercochten Ioseph in Egipten Potiphar Pharaos hoofmeester.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 15

margenoot+
Matth. xxi.d Matth. xxi.b. lu. xx.a

margenoot+
E vers 20

margenoot+
F vers 23

margenoot+
G vers 26

margenoota
Inde helle varen, dats in dye doodt comen, oft steruen, of vergaen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken