Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Si comen ten anderen mael om coren, Ende brenghen den ionghen broeder BenIamin mede, ende si worden nv noch veel meer veruaert.

Dat .xliij. Capittel

1

Ga naar margenoot+DIe dierte dructe dat lant seere,

2

ende alst al verteert was dat si te voren wt Egipten ghebracht hadden, sprack haer vader Iacob tot haer, Trect weder henen, ende coopt ons een weynich spijsen.

[pagina *]
[p. *]

3

Doen antwoorde hem Iuda ende sprac, die man swoer ons ende seyde. Ghi lieden en sult mijn aensichte nyet sien, ten si dat uwe ioncste broeder met v come.

4

Wildi onsen broeder met ons seynden, soo willen wy af trecken, ende v te eten coopen,

5

mer en wildy hem niet seynden, so en reysen wi niet, want die man heeft tot ons gheseyt, ghi lieden en sult mijn aensicht niet sien ten si dat v ioncste broeder met v come.

6

Ga naar margenoot+Israel sprac, waerom hebdi so qualic aen mi ghedaen, dat ghi lieden geseyt hebt, hoe dat ghi lieden noch eenen broeder hadt?

7

Si antwoorden. Die man vraechde so scherpelic na ons ende na onsen maesscappe, ende sprac leeft uwe vader noch? Hebdy lieden noch eenen broeder. Doen antwoorden wi hem, so hi ons vraechde. Hoe consten wi geweten dat hi seggen soude, brengt uwen broeder neder met v?

8

Doen sprac Iuda tot Israel sinen vader, Laet den knecht met mi trecken, dat wi gaen ende reysen, ende leuen ende niet en steruen, beyde wi ende ghi, ende onse kinderen,

9

ic wil borge voor hem zijn, van mijnen handen suldi hem eysschen en brenghe ic hem niet weder, ende hem voor uwe oogen niet en stelle, so wil ic mijn leuen lanc die schult dragen,

10

want waert dat wi niet en hadden ghebeyt, wi waren wel tweemael weder ghecomen.

11

Ga naar margenoot+Doen sprack Israhel haer vader tot henlieden, Moet dan also zijn so doetet, ende neemt van des lants beste vruchten in uwe sacken, ende brengt den man ghiften, een luttel balsem, ende huenich ende goet cruyt, ende myerre, ende daeyen, ende amandelen,

12

Neemt oock ander ghelt met v, ende dat ghelt dat v bouen in uwe sacken weder gheworden is, draecht dat ooc weder met v, misschien daer in is ghedoolt,

13

ooc neemt uwen broeder, gaet henen ende coemt weder tot den man,

14

Maer die almachtige God gheue v bermherticheyt voor den man, dat hi vry late uwen anderen broeder, ende BenIamin, Maer ic moet zijn ghelijck een die sijnder kinderen berooft is.

15

Doen namen si die ghiften, ende ander ghelt met hen ende BenIamin, ende si reysden, ende trocken in Egipten ende ghinghen voor Ioseph.

16

Doen sachse Ioseph met BenIamin, ende sprac tot den ghenen die dye ouerste des huys was, leydt dese mannen in huys, ende slaet vanden vee, ende bereydet, want si sullen te noenen met mi eten,

17

ende die man dedet so hem Ioseph geseyt had ende bracht die mannen in Iosephs huys.

18

Ga naar margenoot+Mer si vreesden, om dat si in Iosephs huys gheleydt werden, ende spraken, wi sijn hier ingheleydt om des ghelts wil, dat wy in onse sacken weder vonden hebben, op dat hi op ons een oordeel brenge daer mede dat hi ons make tot eyghen knechten, met onsen ezelen,

19

daerom ghinghen si tot den man die ouer Iosephs huys was,

20

ende spraken met hem voor die duere des huys, ende seyden.

Mijn heere, wi sijn hier voortijts afgetrocken om spijse te coopen,

21

ende als wi in die herberge quamen, ende onse sacken op deden, Ga naar margenoot+ siet daer was een yeghelicx ghelt bouen in sinen sack, met vollen gewichte, daerom hebbent wi weder met ons gebracht,

22

ende hebben ooc ander gelt met ons afgebracht, om spijse te coopen, maer wi en weten niet, wie dat ons tgelt in onsen sack ghesteken heeft.

23

Hi sprack, ghi lieden hebt v wel, vreest niedt uwe God, ende ws vaders God heuet v eenen scat in uwe sacken gegeuen, uwe ghelt heb ick ontfanghen,

24

Ende hy bracht Symeon daer wt tot hem, ende brachtse in Iosephs huys, ende gafse water dat si haer voeten wiesschen, ende haren ezelen voeder,

25

ende si bereyden die gif-te tot dat Ioseph quam ter noenen, want si hadden gehoort dat si daer dat broot eten souden.

26

Als nv Ioseph in huys quam, brachten si hem thuys die ghiften in haren handen, ende vielen voor hem neder ter aerden,

27

Ga naar margenoot+Hi groettese vriendelic ende sprack, gatet uwen vader wel den ouden man? daer ghi mi af gheseyt hebt,

28

leeft hi noch? Si antwoorden, Het gaet onsen vadere uwen knecht wel, ende hi leeft noch, ende neychden hen, ende vielen voor hem neder.

29

Ende Ioseph hief sijn ooghen op, ende sach sinen broeder BenIamin zijnder moeder soon, ende sprac, is dat uwe ioncste broeder daer ghi lieden mi af gheseyt hebt?

30

ende Ioseph seyde noch, God si v genadich mijn sone, ende Ioseph haestede, want sijns herten gront ontstack hem tegen sinen broeder BenIamin, ende socht waer hi weenen soude, ende ginc in zijn camerken, ende weende aldaer

31

Ende als hi sijn aensicht ghewasschen hadde, quam hi wt, Ga naar margenoot+ ende hielt hem vast, ende seyde, legt broot op.

Ende men diende Ioseph bysondert ter tafelen, ende sinen broederen ooc bysondert,

32

ende den Egyptenaren die met hem aten ooc bysondert, want die Egyptenaren en dorsten geen broot eten met den Hebreeuschen Het is een onbehoorlicheyt voor hen.

33

Ende men settese tegen hem ouer den eersten geboren nae sijn eerste gheboorte, ende den ioncsten na sijnder ioncheyt.

Des verwonderden si hen onder malcanderen,

34

Ende men droech hen verscheyden eten voor van sijnder tafelen, Maer BenIamin quam vijfmael meer dan den anderen, ende si droncken ende werden droncken met hem.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 18

margenoot+
E vers 21

margenoot+
F vers 27

margenoot+
G vers 31


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken