Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vanden strijdt Israels ende Arads des Chananeers. Van dat morren des volcx, ende haerder straffinge met die slanghen, Dat volc trect voorder ende het heeft victorie tegen Og ende Sihon

Dat .xxi. Capittel

1

Ga naar margenoot+ALs die Cananiter, die Coninck Arad, die tegen dat Suyden woonde, hoorde dat Israhel quam door den wech der bespiers, street hi tegen Israel, ende leyde sommige geuanghen.

2

Doen gheloofde Israel den HERE een ghelofte, ende sprac, Ist dat ghi dit volc onder mijn hant gheeft, so sal ic haer steden verbannen.

3

Ende die HERE verhoorde Israels stemme, ende gaf die Cananiten, ende verbandese met haren steden, ende hiet die stede Ga naar margenoot+ Harma

4

Doen trocken si van Hor aent gheberchte, opten wech die totter Rooder zee waerts leydet, om dat si om der Edomiten lant trecken souden. Ende des volcx siele wert onlustich inden wege,

5

ende spraken tegen God ende tegen Mose. Ga naar margenoot+ Waerom hebdi ons wt Egypten gheleyt, dat ghi ons dooden soudt in dye woestijne, Ga naar margenoot+ Want hier en is broot noch water, ende onse siele walghet van deser lichter spijsen

[afbeelding]

6

Doen sandt die HERE slangen onder dat volck die vier spogen, die beten dat volc, datter een groot volc in Israel sterf.

7

Doen quamen si tot Mose, ende spraken, wi hebben gesondicht, Ga naar margenoot+ om dat wi tegen den HERE ende tegen v gesproken hebben. Bidt den HERE, dat hi van ons neme die slangen, Ende Mose badt voor dat volc.

8

Doen sprac die HEERE tot Mose Maect v een metalen slange, ende rechtse op tot een teeken, Die ghebeten is, ende diese aensiet, die sal leuen

9

Doen maecte Mose een metalen slange, ende rechtese op tot een teeken, ende als yemanden een slange beet so aensach hi die metalen slange, ende bleef leuende

10

Ga naar margenoot+Ende die kinderen van Israel trocken voort, ende maecten haren leger in Oboth,

11

ende van Oboth trocken si wech, ende maecten haren leger in Eim, aen Abarim, in die woestijne tegen Moab ouer, teghen der sonnen opganc.

12

Van daer trocken si ende maecten haren leger aen die beke Sared.

13

Van daer trocken si ende maecten haren leger aen dese side van Arnon, dat welcke is in die woestijne, ende vloeyt daer wt aen die palen der Amoriten, Want Arnon is die pale tusscen Moab, ende die Amoriten.

14

Daer af spreectmen inden boeck vanden strijden des HEREN, Ende vaert met geruchte aen die beke Arnon,

15

ende aen der beken fonteynen, die welcke haer neycht derwaerts ouer, dat si woone te Ar, ende leent daer aen, dat si der Moabiten palen wert

16

Ende van daer trocken si totter fonteynen. Dat is dye fonteyne daer die HERE af sprac tot Mose. Vergadert dat volck, ic sal hen water geuen.

17

Doen sanck Israel dit liedt, ende songen die een nae die ander, ouer die fonteynen.

18

Dit is die fonteyn die die vorsten ghegrauen hebben, die edele onder den volcke hebbense ghegrauen door den leeraer, ende hare stocken.

19

Ende van deser woestijnen trocken si te Mathana, ende van Mathana te Nahaliel, van Nahaliel te Bamoth,

20

ende van Bamoth in dat dal, dat int veldt Moab leyt, Ga naar margenoot+ tot der hoochten Pisga, ende keert hem tegen die woestine

21

Ende Israel sandt boden, tot Sihon den coninc der Amoriten, ende liet hem seggen,

22

laet mi door v landt trecken, wi en sullen niet wijcken, in die ackeren, noch in die wijngaerden, ooc en sullen wi uwer fonteynen water niet drincken, wi sullen die heyrstraet trecken, tot dat wi door uwe palen comen,

23

Maer Sihon en oorloofde niet den kinderen van Israel den doorghanc door sine palen, maer vergaderde alle sijn volck, ende trock wt tegen Israel in die woestijne. Ende als hi

[pagina *]
[p. *]

te Iahza quam, street hi teghen Israel

24

Mer Israel sloech hem metter scerpten des sweerts ende nam sijn lant in van Arnon aen tot Iaboc toe, ende tot aen die kinderen Ammon, Want die palen der kinderen Ammon waren seer vaste.

25

Aldus nam Israel alle dese steden, ende woonde in alle die steden der Amoriten te Hesbon, ende allen haren dochteren,

26

Want Hesbon die stadt behoorde Sihon den coninc der Amoriten, ende hi hadt daer te voren met der Moabiten coninc ghestreden, ende hem al sijn lant af gewonnen tot Arnon toe.

27

Daer af spreectmen een gemeyn woort coemt te Hesbon laet ons daer tymmeren, ende bereyden die stadt Sihon,

28

Ga naar margenoot+Want een vier quam wt Hesbon geulogen, een vlamme vander stadt Sihon, die heeft verslint Ar der Moabiten, ende die borgers vander hoochsten Arnon.

29

Wee v Moab, ghi volck Camos ghi sijt verloren, Men heeft sinen soon in die vlucht geslegen, ende sijn dochteren gheuangen geleyt,

30

Sihon die coninc der Amoriten, haer heerlicheyt is te nyeuten gegaen van Hesbon tot Dibon toe, si is verstoort tot Nopha die daer reyct tot Mediba,

31

Also woonde Israel int lant der Amoriten

32

Ga naar margenoot+Ende Mose sant wt bespiers tot Iaeser, ende si wonnen haer voordorpen, ende namen die Amoriten die daer in waren,

33

Ende keerden hen ende trocken opwaerts, den wech tot Basan. Doen troc hen tegen Og, die coninc tot Basan, met allen sinen volcke om te strijden in Edrei,

34

Ende die HERE sprac tot Mose, ende vreest niet voor hem, want ic hebbe hem in uwe hant ghegeuen, met sinen lande, ende lieden, ende ghi sult met hem doen, so ghi met Sihon den coninc der Amoriten gedaen hebt, die te Hesbon woonde.

35

Ende si sloeghen hem ende sijn sonen, ende alle sijn volc, tot datter niet een ouer en bleef, ende namen dat lant in.

36

Daer na trocken die kinderen van Israel ende maecten haren leger in die velden Moab, op dye ander side vander Iordanen bi Iericho

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Harma hiet eenen Ban

margenoot+
B vers 5
margenoot+
i.cor. xv

margenoot+
C vers 7

margenoot+
D vers 10

margenoot+
E vers 20

margenoot+
F vers 28

margenoot+
G vers 32


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken