Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Balams vermaledijdinghe wort vanden HERE in een seggeninghe ghekeert

Dat .xxiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALs Bileam sach dattet den HEERE genoechde, dat hi Israel ghebenedide so en ghinc hi niet wech gelijc hi voormaels dede, om te suecken die toouenaers, ende rechte sijn aensicht recht ter woestijnen waerts,

2

ende hief sijn oogen op, ende sach Israel, hoe si lagen na haren gheslachten, ende die geest Gods viel op hem,

3

ende hi hief op sijn woort, ende sprack Bileam Beors soon seyt Die man wiens oogen gheopent sijn seyt,

4

Een hoereerer van Gods redenen spreect, die des almachtigen ghesicht was, die daer neder viel, ende sijn oogen werden geopent.

5

O Iacob hoe schoon sijn uwe tenten, ende uwe woningen, O Israel, si sijn ghelijc breede groene dalen,

[pagina *]
[p. *]

6

ghelijc die houen aent water, ghelijc die tenten die die HERE plant, gelijc die Cedren aent water,

7

Daer sal water wt sinen eemer vloeyen, ende sijn saet sal een groot water worden, Sijn coninc sal hoogher worden dan Agag, ende sijn rijc sal hem verheffen,

8

God heeft hem wt Egypten geleyt, Ga naar margenoot+ Sijn vryheit is gelijc eens eenhorens, Hi sal die heydenen sijn tegenpartije verslinden, ende haer gebeente sal hi breken, met sinen pijlen sal hijse doorscieten,

9

hi is gaen liggen als eenen leeu, ende gelijc eenen iongen leeuwe wil hi tegen haer opstaen? Gebenedijt si, die v gebenedijt, en vermaledijt si, die v vermaledijt

10

Doen wert Balak gram op Bileam, ende sloech zijn handen te samen, ende sprac tot hem, Ic hebbe v geroepen, dat ghi mijn vianden vermaledijen sout. Ende siet ghi hebtse driemael gebenedijt,

11

Ende nv keert weder tot uwer stadt, Ic dachte dat ic v eeren soude, mer dye HERE heeft v die eere gekeert.

12

Bileam antwoorde hem ende seide, Ga naar margenoot+ en hebbe ic ooc niet tot uwen boden geseyt die ghi tot mi sont, ende gesproken.

13

Al ghaef mi Balak sijn huys vol siluers ende gouts, so en conde ic niet ouerlijden, ouer dat woort des HEREN, quaet noch goet te doen na mijnder herten, mer dat alleene, dat die HERE spreken sal, dat sal ic ooc spreken,

14

ende siet, want ic tot mijnen volcke trecke, so comt ic sal v raden wat dit volc met uwen volcke doen sal, nae deser tijt

15

Ende Bileam hief sijn woort ende sprac, Bileam Beor soon seyt. Die man dien die ooggen geopent sijn,

16

Dye hoererer van Gods redenen seyt, Ga naar margenoot+ ende die kennisse heeft des hoochsten, die de gesichten des almachtigen sach, ende neder viel, ende die sijn oogen geopent werden,

17

Ic sal hem sien, mer nv niet, Ic sal hem aenscouwen, mer niet van na bi. Een sterre sal daer comen wt Iacob, ende een Cepter sal daer wt Israel op comen, ende hi sal verslaen die ouerste der Moabiten, ende verwinnen alle die kinderen Seth,

18

Edom sal sijn erue sijn, Ende Seir sal sijnder vianden erue sijn, Israel sal stercke wercken doen,

19

Die regeren sal, die sal wt Iacob comen, ende sal te nyeute doen, dat ouerbleuen is vanden steden

20

Ende als hi sach die Amelekiten, hief hi sijn woort op, ende sprac, Amalek die eerste onder die heydenen mer ten lesten suldy heel vergaen,

21

Ende als hi die Keniten sach hief hi sijn woort op ende sprac. Dat is uwe wooninge, ende ghi hebt uwen nest in eenen steen geleyt,

22

mer ghi sult een onstekinge worden van Kaim, tot dat Assur v ooc geuangen nemen sal

23

Ende hi hief noch eens sijn woort op ende sprac, Och wie sal leuen als God dit doen sal?

24

Ende die scepen van Chithim, sullen Assur ende Eber dwingen, ende hi sal ooc gheheel vergaen,

25

Ende Bileam stont op, ende troc wech, ende quam weder in sijn stadt, ende Balak die trock sinen wech

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 12

margenoot+
D vers 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken