Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier beghint dat boeck Deuteronomium Datmen opt Hebreeusch noemt Elleadborin.

¶ Moses verhaelt den kinderen van Israel, dat voormaels geschiet is, ende vermaent haer die goetheyt Gods. Ende hi straftse om haerder ondancbaerheyt ende onghelooue.

Dat .I. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt sijn die woorden die Moses sprac tot alle Israel, op gheen side der Iordanen, in die woestine opt velt tegen die roode zee, tusschen Paran ende theophel Laban Hazeroth, ende Disahab,

2

elf dachreysen van Horeb, door den wech des gheberchtes Seir, tot KadesBarnea,

3

Ende het geschiede inden xl. iare, inden eersten dage vander elfster maent, Dat Moses metten kinderen van Israel sprack, al dat hem die HERE aen hen geboden hadde,

4

na dien dat hi Sihon den Coninc der Amoriten geslagen hadde, die te Hesbon woonde, ende Og den Coninc tot Basan, die tot Astharoth ende tot Edrei woonde.

5

Op geen side vander Iordanen inder Moabiten lant, begost Moses die wet te verclaren ende sprack,

6

Die HERE onse God sprac met ons aenden berch Horeb, ende seyde, Ghi hebt aen desen berch lange genoech geweest,

7

keert v ende trect weder wech, dat ghi comen moecht aender Amoriten gheberchte, ende tot al den omliggende gebueren, inden velde, op bergen, ende inden leegen plaetsen, tegent zuyden, ende teghen die hauen vander zee, vanden lande Canaan ende totten berghe Libanus, tot aen dat grote water Phrath,

8

Siet, ic hebt v geleuert, gaet daer inne ende besittet, Ga naar margenoot+ dat dye HERE uwen vaderen Abraham Ysaac, ende Iacob gesworen heeft, dat hijt hen geuen soude, Ga naar margenoot+ ende haren sade na hen.

9

Ende inder seluer tijt, sprac ic tot v, Ic en can v alleen niet verdragen,

10

want die HEERE v God heeft v vermenichfuldicht, dat ghy heden op desen dach, sijt so vele als de sterren des hemels

11

(De HERE uwer vaderen God, doe daer noch toe dat getal van veel duysenden, ende gebenedije v gelijc hi v geseyt heeft)

12

Hoe mach ic alsulcken last ende moeyte, ende twist van v lieden verdragen?

13

Laet wijse verstandige lieden comen, die onder v geslachten bekent zijn, die sal ic v tot hoofden stellen.

14

Doe antwoorde ghi mi, ende spraeckt, Dat is een goet dinck dat ghi doen wilt.

15

Doen nam ic die hoofden van vwen geslachten, wijse ende bekende mannen ende ic settese ouer v, tot hoofden ouer duysent, ouer hondert, ouer vijftich, ende ouer thien, ende officiers dat uwe knechten sijn souden, uwen geslachten, Ende ic geboot uwen rechteren ter seluer tijt, ende ic sprac,

16

Ga naar margenoot+Verhoort uwe broederen, Ga naar margenoot+ ende rechtet hen gerechtelijc tusschen een yeghelijc, ende sinen broeder, ende den vreemdelingen.

17

Geenen persoon en suldy int recht kennen, maer ghi sult den cleynen hooren als den groten, ende ghi en sult nyemants persoon ontsien, want dat ordeel is Gods.

18

Ende is v eenige sake te hert, die laet tot mi comen, dat icse hoore, Also geboot ic v in dien tijde, al wat ghi doen sout.

19

Doe reysden wi van Horeb, ende wandelden door die gantse woestine, die groot ende grouwelic is, so ghy gesien hebt, al den wech totter Amoriten geberchte so ons die HERE onse God geboden hadde, ende wi quamen tot KadesBernea,

20

ende daer sprac ic tot v lieden, Ghi sijt gecomen aen tgheberchte der Amoriten, dat ons die HERE onse God geuen sal,

21

Siet daer voor v dat lant, dat v die HERE uwe Godt gegeuen heeft, trect op ende besittet also de HERE uwer vaderen God v geseyt heeft, ende en vreeset v noch en ontsiet v niet.

22

Ga naar margenoot+Doen quaemdy al tot mi, ende spraeckt, Laet ons mannen voor ons henen seynden, die ons dat lant bespien, ende ons bootscappen door wat weghe dat wi daer in trecken sullen, ende die steden daer wi in comen sullen,

23

Dat behaechde mi wel, ende ic nam twalef mannen van v lieden, van elcken geslachte eenen,

24

Als dese wech ghinghen, ende daer opwaerts reysden, op dat geberchte, ende doen si aen die beke Escol quamen, daer so besagen sijt,

25

ende namen vanden vruchten van dien lande met hen, ende brachtense af tot ons, ende bootscaptent ons, ende spraken, dat lant is goet dat ons de HERE ons God gegeuen heeft,

26

Ende ghi en woudet niet optrecken, ende ghi wert ongehoorsaem den woorde des HEREN ws Gods,

27

ende ghi murmureerde in v tenten, ende spraect, Die HERE heuet ons wt haet wt Egipten lant geleyt dat hi ons leueren soude inder Amoriten handen, om ons te niete te doen.

28

Ga naar margenoot+Werwaert sullen wi gaen? onse broederen hebben ons herte veruaert gemaect, ende hebben geseyt dat dat volc groter ende hooger is dan wi, die steden sijn groot, ende totten hemel toe gemuert, ende ooc hebben wi Enakims kinderen aldaer ghesien.

29

Ende ic sprac tot v, en vreest v niet, noch en ontsiet v voor haerlieden niet,

30

de HERE v God reyst voor v henen, ende hi sal voor v strijden, so hi met v gedaen

[pagina *]
[p. *]

heeft, in Egipten voor uwen oogen,

31

ende in die woestine, daer ghi gesien hebt, hoe dat die HERE v God, v gedragen heeft, ghelijck een man sinen soon draecht, door alle die wegen daer ghi lancx gewandelt hebt, tot dat ghi tot deser steden gecomen sijt.

32

Maer aldus en hebdy aenden HERE uwen God niet gelooft,

33

die voor v henen ginc, om v die stede te wisen, daer ghi uwen legher maken sout, des nachts int vier, om dat hi v den wech thoonen soude, daer ghi lancx ghaen sout, ende des daechs in een wolcke.

34

Ga naar margenoot+Als die HERE die stemme uwer woorden hoorde wert hi toornich, Ga naar margenoot+ ende swoer, ende sprac.

35

Gheen van desen quaden geslachte en sal dat goede lant sien, dat ic haren vaderen gesworen heb te geuen,

36

sonder alleen Caleb Iephune soon, die salt sien, ende hem wil ic geuen dat lant daer hi op getreden heeft, ende sinen kinderen, om dat hi den HERE geheel nageuolcht heeft.

37

Ooc wert die HERE op mi toornich, om uwen wille ende sprac, ghi en sult daer ooc niet in comen,

38

Mer Iosua Nun sone die voor v staet, die sal daer in comen, dezen sterct, want hi sal Israel die erue wtdeylen,

39

Ende uwe kinderen daer ghi afspraect ende seideste, si sullen eenen roof worden, ende v sone die opten dach van heden, noch goet, noch quaet en verstaen, die sullen daer in comen, dien sal ict geuen, ende si sullent besitten,

40

maer ghi lieden keert v, ende trecket den wech na der woestijnen totter roder zee

41

Ga naar margenoot+Doe antwoorde ghi ende spraect tot mi, Ga naar margenoot+wi hebben den HERE gesondicht. wi willen opreysen ende strijden so de HERE ons geboden heeft.

42

Als ghi v bereydt een yegelic met sijn harnas, ende het gebuerde dat ghi op reysdet totten geberchte, so seide de HERE tot mi, Segt hen datse niet opwaerts en reysen, ooc dat si niet en striden, want ic en ben onder v lieden niet, op dat ghi niet geslagen en wort van v vianden,

43

doen ic v dat seide, en hoorde ghi mi niet, ende ghy waert ongehoorsaem den woorden des HEREN, ende in vermetentheit vocht ghi op dat geberchte,

44

doen quamen de Amoriten wt die opt geberchte woonden, v lieden tegen, ende iaechden v gelijc die bien doen ende sloegen v te Seir tot Harma toe.

45

Als ghi weder quaemt ende weendes voor den HERE, so en wilde de HERE v stemme niet hooren, ende hi en neychde zijn ooren niet tot v.

46

Also bleefdi tot Kades eenen langen tijt

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Exodi xxxiij.c
margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 16
margenoot+
Ioan. v.c. Para. xix.b le. xix.d act. x.a.

margenoot+
D vers 22

margenoot+
E vers 28

margenoot+
F vers 34
margenoot+
nu. xiiij.d

margenoot+
G vers 41
margenoot+
nu. xiiij g


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken