Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat si tegen Seir die Moabiten ende Ammoriten nyet en souden strijden. Mer Sihon der Amorren Coninck werdt haer in haer hant gegeuen.

Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DOen keerden wi ons, ende trocken wter woestinen, op de strate totter roder zee so de HERE mi geseit hadde,

2

ende om reysden dat geberchte Seir een lange tijt Ende de HERE sprac tot mi,

3

ghi hebt genoch tgeberchte omreyst, keert v Noortwaert, ende gebiet den volcke ende segt, ghi sult door uwer broederen, palen der kinderen Esau trecken, die te Seir woonen, ende si sullen v vresen,

4

Mer wacht v neerstelic dat ghy haer geen scade en doet, want ic en sal v van haren lande niet eenen voetbreet geuen, want dat geberchte Seir heb ic Esaus kinderen gegeuen te besitten,

5

Ghy sult spijse van hen om gelt coopen, om die te eten, ende ghi sult water van hen om gelt coopen, om dat te drincken.

6

Want die HERE v God, heeft v gebenedijt in alle de wercken uwer handen. Hi heeft v reise door dese grote woestine aengesien, ende die HERE v God is veertich iaer bi v geweest, dat v niet gebroken en heeft.

7

Ga naar margenoot+Als wi voorbi onsen broederen Esaus kinderen getrocken waren, die opt geberchte Seir woonen, opten wege des velts van Elath ende Ezeon Gaber, so keerden wi ons, ende gingen door den wech der Moabi-ten woestine.

8

Doe sprac die HERE tot mi, ghy en sult den Moabiten niet lastich wesen, noch niet verwecken totten strijde, want ic en sal v haer lant niet geuen te besitten. Want ic hebt Ar, Lots kinderen gegeuen te besitten.

9

Die Emymeren hebben hier voortijden daer in gewoont, Ga naar margenoot+ dat een groot, veel ende hooch volc was gelijc de Enakim,

10

men hieltse ooc voor ruesen, gelijc als Enakim, ende die Moabiten hietense ooc Emim,

11

ooc so woonden hier voortijts in Seir, dye Huriten, ende Esaus kinderen verdreuense, ende dedense te niet voor hen, ende woonden in haer steden gelijc Israel dede int lant sijnder besittingen dat hen die HERE gegeuen heeft.

12

Ende staet nv op, ende gaet door die beke Sared, ende wi trocken daer door,

13

Die tijt die wi van KadesBarnea trocken, tot dat wi quamen door die beke Sared was .xxxviij. iaer, tot dat alle die crijchslieden wt den leger vergaen waren, so hen die HERE gesworen had

14

Ooc was die hant des HEREN tegen hen, dat si vergaen souden wten leger, ende te niete worden.

15

Ende als alle die crijchslieden te niete waren ende ghestoruen waren onder dat volc,

16

sprack die HERE tot mi seggende,

17

Ghi sult heden trecken bi Ar, door der Moabiten palen, ende ghi sult na tegen die kinderen Ammon comen, en weest haer niet lastich, noch en beroeretse niet.

18

Want ic en sal v niet te besitten geuen vanden lande der kinderen Ammon, want ic hebt Lots kinderen ghegeuen te besitten.

19

Ende het is ooc geschat voor der Ruesen lant, ende daer hebben hier voor tijden ooc Ruesen in gewoont, ende die Ammoniten heetense Sammesumim,

20

Ga naar margenoot+dat was een groot volck veel ende hooch volc, gelijc die kinderen Ga naar margenoota Enakim, ende die HERE verdedese voor haer aensicht, ende hy lietse die selue steden besitten, dat si in haer plaetse woonen souden,

21

ghelijc hy gedaen heeft met Esaus kinderen, die opt geberchte Seir woonen als hi die Horiten voor hen te niete dede, ende lietse die steden besitten, dat si in haer plaetse woonden, tot opten dach van heden,

22

Ende dye Caphthorim trocken wt Caphthor, ende verdreuen die Auim, die te Hazarim woonden, tot Gaza toe, ende si woonden in haer plaetse daer

23

Staet op ende trect wt, ende gaet ouer die beke Arnon, Siet ic heb Sihon den coninc der Amoriten tot Hesbon in uwen handen gegeuen, Ga naar margenoot+ met sinen lande begint te besitten ende verwect hem totten stride,

24

Heden op desen dach sal ic beginnen, dat alle volck dat onder den hemel is, sal v vreesen ende verscrict worden, dat als si van v hooren, sullense vreesen ende beanxt worden van uwer toecoemste.

25

Doen sant ic boden wter woestinen oostenwaert tot Sihon den coninc der Amoriten tot Hesbon, met vreedsame woorden ende liet hem seggen,

26

Ic sal door v lant trecken, ende lancx die strate sal ic gaen, ic en sal noch ter rechter noch ter slincker hant af wijcken,

27

spise suldi my om gelt vercoopen dat ic ete, ende water suldi mi om gelt geuen dat ic drincke, ic en sal mer te voet henen door gaen,

28

gelijc mi die kinderen Esau gedaen hebben, die te Seir woonen, Ende die Moabiten die te Ar woonen, tot dat ic come ouer den Iordaen, int lant dat ons dye HERE onse God geuen sal

29

Mer Sihon die Coninc tot Hesbon, en woude ons niet door laten trecken, want die HEERE v God, verherde sinen moet, ende verstocte hem sijn hert om dat hi hem in uwen handen soude geuen, gelijck ghi nv siet.

30

Ende die HEERE sprac tot mi. Siet ic heb v begonst te geuen voor v Sihon met sinen lande, Begint te aenueerden, ende te besitten sijn lant.

[pagina *]
[p. *]

31

Ende Sihon troc wt tegen ons met allen sinen volcke om te stridene te Iahza,

32

Maer die HERE onse God, hi gaf hem voor ons, dat wi hem met sinen kinderen, ende met alle sinen volcke versloegen.

33

Doen wonnen wi tot dier tijt, alle sine steden, ende wi lieden destrueerden alle die steden, beyde mannen ende wiuen, ende kinderen, ende en lieten niemant ouer bliuen, sonder dat vee, dat roofden wi voor ons,

34

ende den anderen roofder steden die wi wonnen van Aroar aen,

35

die welcke opten oeuer vander beke Arnon leyt, ende van dier stadt aen tot op die beke Gilead toe, Daer en was gheen stat dye haer voor ons bescutten conde, die HERE onse God gaft ons al voor ons,

36

sonder alleen dat lant der kinderen Ammon, daer en quaemdi niet, noch tot al dat aen die beke Iaboc was, noch totten steden opten geberchte, noch tot al dat, dat ons de HERE ons God, ons verboden hadde.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 20
margenoota
Enakim waren Ruesen also gheheeten.

margenoot+
E vers 23


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken