Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Aenghesien dat si een heylich, reyn volc behooren te sijn, daeromme en sullen si haer na der heydenen ghebruyck niet teekenen, noch veronreynighen.

Dat .iiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+GHi sijt ws HEREN ws Gods kinderen, Ga naar margenoot+ ende en snidet v niet, noch en maect v niet calu, tusschen uwen ooghen, op eenen dooden,

2

Want ghi sijt een heylich volc den HERE uwen God, Ende die HERE heeft v vercoren, dat ghi sijn sonderlinghe volc sijn sout, wt allen volcke dat opter aerden is.

3

Ghi en sult niet eten dat onsuyuer is,

4

Ende dit sijn die dieren die ghi eten sult, Osschen, Schapen,

5

Gheyten, Herten, Hinden Gemse, Steenbock, Vorsschen, Eenhoornen, den Elant,

6

Ende alle vee dat geclouen clauwen heeft, ende dat irrict, dat suldi eten.

7

Ende dat en suldy niet eten dat irrict, ende sijn clauwen niet en deylt, Den Kemel, Den Hase, ende die Conijnkens die daer irricken, ende die clauwen doch niet en deylen die sullen v onreyn wesen,

8

Dat Swijn al deylet dye clauwen wel, ende doch niet en irrict, daerom salt v onreyn wesen, van haren vleessche en suldy niet eten, ende hare doode vleesch en suldy niet raken.

9

Ga naar margenoot+Dit ist dat ghi eten sult, van alle dat int watere is, al dat vlimmen ende scelferen heeft, dat suldy eten,

10

maer al dat geen vlimmen noch scelferen en heeft, dat en suldi niet eten, want het is v onsuuer,

11

Alle suyuer voghelen eet,

12

Dit sijnse daer ghi gheen van dien af eten en sult, Den Arent, den Hauic, dat waterhoen,

13

den Duyckelaer, den Ghier, den Wouwe, ende wat van sijnder aert is,

14

ende alle Rauen met haerder aert,

15

den Struys, den nachtwle, den Koeckoeck, den Sperwaert, met sijnder aert,

16

dat Wlken, den brantvogel oft Roosdom,

17

den Oyeuaer, die Vleedermuys, den Swaen, die Exter, den Reygher, den Roetaert met sijnder aert,

18

die Hoppe ende die Swaluwe,

19

Ende alle vogelen die cruypen die sullen v onreyn sijn, ende ghy en sultse niedt eten,

20

Dat reyne gheuoghelte suldy eten.

21

Ende al dat gestoruen is, en suldi niet eten, den vreemdelinge die binnen uwer poorten is, dien muechdijt geuen dat hijt ete, oft vercoopet eenen vreemden.

22

Want ghi sijt een heylich volc den HERE uwen God, Ghi en sult dat bocxken niet koocken, die wijle dattet noch sijn moeder suycht.

23

Ga naar margenoot+Ghi sult alle iaer dat thiende van uwen incomenden sade afscheyden, dat welc van uwen acker comt, ende ghi sulttet eten voor den HERE uwen God, in die plaetse die hi vercoren heeft, dat hi sinen naem aldaer

[pagina *]
[p. *]

woonen soude, te weten, vanden thienden van uwen grane van uwen most, van v olie, ende die eerste geboren van uwen runderen, ende van uwen scapen, op dat ghy moecht leeren vreesen den HERE uwen God alle v leuen lanc.

24

Ga naar margenoot+Maer als v die wech te vele is, dat ghijt nyet al wech en condt gedraghen, ende die stede te verre, die de HERE uwe God gekosen heeft, om dat daer sinen naem sijn soude (Want die HERE uwe God v ghebenedijt heeft)

25

so suldijt te gelde maken, ende nemen dat gelt in v hant, ende gaen in die plaetse, die die HEERE uwe God vercoren heeft,

26

ende ghi sult het gelt geuen om dat gene, dat v siele lust heeft, het si om runderen, schapen, wijn, stercken dranc, oft om dat ghene dat uwe siele wenscet ende etet aldaer voor den HERE uwen God, ende weest vrolic, ghi ende v huys, ende die Leuijt die binnen uwer poorten is.

27

Ghi en sult hem niet verlaten, want hi en heeft gheen deel noch erue met v.

28

Inden derden iare, suldi verscheyden, alle die thiende, van al dat v incoemt, in dien seluen iare, ende ghi sultet laten in uwer poorten,

29

ende die Leuijt sal comen, die met v gheen deel noch erue en heeft, ende die vreemdelinc, ende die weesen, ende die weduwen, die binnen uwer poorten sijn, ende si sullent eten, ende versaet worden, op dat die HEERE v God, v gebenedije, in alle uwe wercken van uwen handen die ghi doet.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Le. xi.a.

margenoot+
B vers 9

margenoot+
C vers 23

margenoot+
D vers 24


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken