Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Den stamme Ephraim wort toornich, dat Gideon haer ooc niet ten strijde gheroepen en hadde. Gideon veruolcht haestelijc Sebath ende Salmuna, ende scheyntse. Ende hi straft die van Suchot, Hi maeckt eenen lijfrock vanden buyte oft roof, Hi sterft ende werdt begrauen.

[pagina *]
[p. *]

Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die mannen van Ephraim spraken tot hem, Waerom hebdy ons dat ghedaen, dat ghi ons niet en riept, doen ghi inden strijt troct teghen die Midianiten? ende keuen sterckelic tegen hem.

2

Maer hi seyde tot hen. Wat heb ic nv gedaen, dat uwer daet gelijc si? En is niet een wijnrancke Ephraim beter, dan den geheelen wijnstoc Abiezer?

3

God heeft die princen der Midianiten, Oreb ende Seb, in uwen handen gegeuen hoe had ic dat connen ghedoen, dat ghi ghedaen hebt? Ga naar margenoot+ Doen hi dat sprac, so liet haren geest van hem af

4

Doen Gideon aen die Iordane, quam, so ginc hy daer ouer metten drie hondert mannen, die by hem waren, ende waren moede, ende iaechden na.

5

Ende hi sprac totten lieden te Sucoth, Lieue gheeft den volcke dat onder mi is, sommige brooden, want si sijn moede, dat ic nae iage den coningen der Midianiten, Sebah ende Zalmuna,

6

Mer die ouerste te Sucoth spraken, Sijn die handen Sebah ende Zalmuna ymmertoes in uwen handen? dat wi uwer scaren broot souden gheuen?

7

Gideon sprac, wel aen, als die HERE Sebah ende Zalmuna in mijnen handen geeft, so wil ic v vleesch met doornen wt der woestijnen, ende met dijstelen in stucken wrijuen,

8

Ende hi troc van daer opwaerts tot Pnuel, ende sprack ooc also tot hen Ende die lieden tot Pnuel antwoorden hem gelijc als die tot Sucoth,

9

ende hi sprac ooc totten lieden Pnuel, come ic met vreden weder, so wil ic desen thoren ontstucken breken.

10

Ga naar margenoot+Mer Sebah ende Zalmuna waren te Karker, ende haer heyr met hen bi vijfthien duysent, die alle ouer bleuen waren, vanden geheelen heyr der kinderen vanden Oosten, want hondert ende twintich duysent warender geuallen, die tsweert wt trecken consten

11

Ende Gideon troc opwaerts, op die strate daermen in tenten woont tegent oosten, tot Nobah ende Iambeha ende sloech dat heyr, want dat heyr was seker,

12

ende Sebah ende Zalmuna vloden, mer hi iaechde hen na, ende vinc die twee coninghen der Midianiten Sebah ende Zalmuna, Ga naar margenoot+ ende veruaerde dat gheheel heyr.

13

Doen nv Gideon, die sone Ioas, weder quam vanden strijde, vanden opganc der sonnen, vinc hi eenen iongelinc, wt den lieden te Sucoth, ende vraechde hem,

14

die iongelinc bescreef hem die ouerste te Sucoth, ende haer Ouders .lxxvij. mannen,

15

ende hi quam totten lieden te Sucoth, ende sprack, Siet hier is Sebah ende Zalmuna, ouer welcke ghi mi bespottet, ende seyt, is dan Sebahs ende Zalmunas hant, al reede in dijn hant, dat wi uwen lieden die moede sijn, broot geuen souden?

16

ende hi nam die Ouders der stadt, ende doornen wt der woestijnen, ende dijstelen, ende liet die lieden te Sucoth daer mede verschoren,

17

Ga naar margenoot+ende hi brac den thoren tot Pnuel, ende doode die lieden der stadt

18

Ende hi sprac tot Sebah ende Zalmuna, Hoedanich waren die mannen die ghi doodet te Thabor? si spraken Si waren als ghi, ende scoon als kinderen eens conincx

19

Hi sprac, Het sijn mijn broeders, mijnder moeder soonen geweest, so warachtich als die HEERE leeft waert dat ghise hadt laten leuen, so en soude ic v nyet doden,

20

ende sprac tot sinen eerstgeboren sone Iether, staet op, ende dootse, Mer die iongelinc en troc sijn sweert niet wt, Want hi vreesde, om dat hi noch een iongelinc was

21

Sebah ende Zalmuna spraken, staet ghi op, ende slaet ons, want na dat die man is, daer na is oock sijn macht. Ga naar margenoot+ Aldus stont Gideon op, ende doode Sebah ende Zalmuna, ende nam die spanselen, die aen haerder kemelen halsen waren.

22

Doen seyden sommige in Israel tot Gideon, Sijt Heer ouer ons, ghi ende v soon, ende ws soons soon, want ghi ons vander Midianiten hant verlost hebt.

23

Mer Gideon sprac tot hen, Ic en wil niet heere sijn ouer v, Maer die HERE sal here ouer v sijn.

24

Gideon seyde tot hen, Een dinc begheere ic van v, elc gheue mi die oorringen die hi gherooft heeft, want om dattet Isameliten waren, so hadden si gulden oorringen.

25

Si seyden, Die willen wi gheuen, ende si spreyden een cleet wt, ende elck werp die oorringhen daer op, die hi gerooft hadde.

26

Ende die gulden oorringen dye hy eyschte, maecten in gewichte duysent ende .vij.c. sikelen gouts, sonder die spanselen ende ketenen, ende scaerlaken cleederen, die der Midianiten coningen dragen, ende sonder dye halsbanden haerder kemelen.

27

Ende Gideon maecte eenen lijfroc daer af, ende steldet in sijnder stadt Aphra, Ende alle Israel verhoereerde hem daer aen aldaer, ende het wert Gideon ende sinen huyse tot argernisse.

28

Also werden die Midianiten verootmoedicht voor die kinderen Israel ende en hieuen haer hooft niet meer op, Ga naar margenoot+ ende dat lant sadt veertich iaren stille, also lange als Gideon leefde

29

Ende Ierubaal die sone Ioas, ghinck henen, ende woonde in sinen huyse,

30

ende Gideon hadde tseuentich sonen, die wt sijnder dgyen ghecomen waren, Ga naar margenoot+ want hi hadde veel wijuen

31

ende sijn concubine die hi tot Sichem hadde, baerde hem ooc eenen sone, dies naem hiet AbiMelech,

32

ende Gideon die sone Ioas sterf in goeden ouderdom, ende wert begrauen in sijns vaders Ioas graf, tot Aphra, des vaders der Esriten.

33

Mer doen Gideon gestoruen was, keerden hen die kinderen Israel om, ende hoereerden na Baalim, ende maecten een verbont met Baal, dat hi haer God soude sijn,

34

ende die kinderen Israel en gedachten niet aenden HERE haren God, diese rontom vander hant haerder vianden verlost hadde,

35

ende en deden geen ontfermherticheyt aenden huyse IeruBaal, Gideon so hi alle goet aen Israel gedaen hadde.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 3

margenoot+
C vers 10

margenoot+
D vers 12

margenoot+
E vers 17

margenoot+
Hercules ende Iason beleggen die stadt van Troyen seer strenghelijc ende winnense Laodemon, die coninck van Troyen wert verslagen ende sijne dochter Ieriona wert gevangen ende in griecken gheuoerdt, voor cristus gheboorte, m.CC. ende lxxiij iaer, Tiaer der werelt iij.duysendt negen hondert xxv Iaer.

margenoot+
F vers 28

margenoot+
G vers 30


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken