Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Gideon die hooftman dat heyr neemt ende deylt. Ende hoe hy die Midianiten bestrijdt ende verslaet

Dat .vij. Capittel.

1

DOen maecte hem Ierubaal, dats Gideon vroech op, ende allet volck dat met hem was, ende legerde hem aen die fonteyne Harod, also dat hi dat heyr der Midianiten hadde tegent noorden achter den hueuele More, inden valleyen,

2

Mer die HEERE sprac tot Gideon, des volcx is te vele dat met v is dat ic Midian in hare handen soude geuen, Israel mocht hem beroemen tegen mi, ende seggen, mijn hant heeft mi verlost.

3

Dus laet nv wtroepen voor die ooren des volcx, ende seggen wie bloode ende versaget is, Ga naar margenoot+ die keere om, ende heffe hem volliken vanden geberchte Gilead Doen keerde des volcx .xxij. duysent wederomme, also datter maer thien duysent ouer en bleuen

4

Ga naar margenoot+Ende die HERE sprac tot Gideon, Des volcx is noch te vele, leytse neder aent water, aldaer wil icse di proeuen, ende van welcken ic v seggen sal, dat hi met v trecken sal, die sal met v trecken, Mer van welcken ick seggen sal, dat hi niet met v trecken en sal, die en sal niet trecken.

5

Ende hi leyde dat volc aent water, ende die HERE sprac tot Gideon, Die met sijnder tongen dat water lecket als een hont lecket, dyen stelt bisonder

[pagina *]
[p. *]

Des ghelijcx die op sine knien valt, om te drincken.

6

Doen was dat getal der geenre die gelect hadden, wt der hant totten monde, drie hondert mannen.

7

Ende dye HEERE sprac tot Gideon, door die drie hondert mannen, die, gelect hebben, wil ic v verlossen, ende dye Midianiten in uwen handen geuen, Ga naar margenoot+ Maer dat ander volc, latet alle tot sijnder plaetsen gaen.

8

Ende si namen victaelgie voor dat volck met hen ende hare basuynen, Mer die ander Israeliten, liet hi alle gaen, eenen yegelijcken in sijn tente, Mer hi stercte hem met drie hondert mannen, ende dat heyr der Midianiten, lach daer onder voor hem inden valleyen oft nederen lande.

9

Ende die HEERE sprac inder seluer nacht tot hem, Staet op, ende gaet af int heyr. Want ic hebt in uwen handen ghegeuen,

10

Maer vreesdi af te gaen, soo laet uwen knape Pura, met v afgaen int heyr,

11

dat ghi hoort wat si spreken, daer na suldy coene werden, dat ghi aftrect int heyr.

12

Ga naar margenoot+Doen ginc Gideon met sinen knape af, Ga naar margenoot+ aen dye plaetse der schiltwachters, die int heyr waren, Ende die Minianiten ende Amalekiten, ende alle die kinderen van Oosten, hadden hen neder geleyt inden gronde, als een menichte der sprinchanen, ende haer kemelen en waren niet te tellen, om der menichten wille, als dat zant aenden oeuer der zee.

13

Doen Gideon quam, Siet, doen vertelde deen den anderen, eenen droom ende sprack, Siet mi heeft eenen droom ghedroomt. Mi dochte dat een

[afbeelding]

gheroostet ghersten broot, wentelde hem totten heyr der Midianiten, ende doent aen die tente quam, so sloecht die selue ende werpse neder, ende keerdese om, dat ouerste totten ondersten, also dat die tente lach

14

Doen antwoorde dander, dat en is niet anders, dan dat sweert Gideon, des soons Ioas des Israeliten, God heeft die Midianiten in sinen handen ghegheuen, Ga naar margenoot+ met alle den heyre.

15

Doen Gideon hoorde dyen sulcken droom vertellen, ende sine wtlegginge, so aenbede hi, ende quam weder int heyr Israel, ende sprac, maect v op, want die HERE heeft dat heyr der Midianiten in uwen handen gegheuen,

16

ende hi deelde drie hondert mannen in drie deelen, ende ghaf elcken een basuyn in sijn hant ende ledighe cruycken, ende lampen daer inne,

17

ende seyde tot hen. Siet op mi, ende doet ooc alsoe, ende siet, als ic aen die plaetse des heyrs come, so ic doe, so doet ghi ooc.

18

Als ick die basuyne blase, ende alle die met mi sijn so sult ghi ooc die basuyne blasen, om tgeheele heyr, ende seggen. Ga naar margenoot+ Hier die HEERE ende Gideon.

19

Also quam Gideon, ende die .CCC. mannen met hem, aen die plaetse des heyrs omtrent die tijt als die middelste wake aengaet, ende wecten die wachters op, ende bliesen met basuynen, ende si sloeghen dye cruycken in haren handen in stucken.

20

Alsoo bliesen alle die drie deelen met basuynen, ende braken dye cruycken, maer si hielden die lampen in hare slincker handen, ende dye basuynen in haren rechten handen, dat si bliesen ende riepen. Hier tsweerdt des HEREN. ende Gideon,

21

ende elc stont op sijn plaetse, rontsomme dat heyr. Doen wert alle dat heyr loopende, ende riepen, ende vloden,

22

Ende doen die drie hondert mannen die basuyn, bliesen, so bescicte die HERE, dat in allet heyr, eens yegelijcx sweert teghen den anderen was, ende dat heyr vluchte tot Bethsita Zereratha toe,

23

tot aen die palen der breyden Meholab bi Tabath. Ende die mannen Israel van Naphtali, van Asser, ende van alle Manasse, Ga naar margenoot+ riepen ende iaechden den Midianiten na

24

Ende Gideon seynde boden op alle dat geberchte Ephraim, ende hi dede segghen, Coemt af den Midianiten teghen, ende onderloopt hen dat water tot BethBara, ende der Iordanen toe.

25

Doen riepen alle dye van Ephraim waren, ende si onderliepen hen lieden dat water tot BethBara ende die Iordane, ende vingen twee princen der Midianiten, Oreb, ende Seb, ende dooden Oreb opten steen Oreb, ende Seb inder wijnperssen kelder Seb, ende iaechden dye Midianiten, ende brachten die hoofden Oreb ende Seb tot Gideon ouer die Iordane.

margenoot+
Venus dat ghemeen wijf was in deser tijt daer dat simpel volc een afgodinne af maeckte

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 7

margenoot+
D vers 12
margenoot+
Orpheus, een poeet ende theologus, nochtans een heyden was in deser tijt.

margenoot+
E vers 14

margenoot+
F vers 18

margenoot+
G vers 23


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken