Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Saul soect die ezellinne sijns vaders, ende coemt tot Samuel, den seluen wort vanden HERE beuolen, dat hi Saul tot eenen coninck soude ordineren.

Dat .ix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAer was een man van BenIamin, gheheeten Kis, een soon AbiEl, des soons Zeror, des soons Bethorath des soons Abiah, des soons eens mans Icmini, een strijtbaer man,

2

die had eenen soon, gheheeten Saul, die was een fijn ionghelinc also dat geen fijnder onder den kinderen Israel en was, het hooft langer dan al tvolc,

3

Kis die vader Saul, had sine ezelinne verloren, ende hi sprac tot sinen soon Saul, neemt der knapen een met v, maect v op ende gaet henen ende soect die ezelinne, hi ginc door tgeberchte Ephraim, ende doort lant Salisa, ende en vontse niet.

4

Si gingen door tlant Saalim, ende si en was daer niet, Si gingen door tlant Iemini, Ga naar margenoot+ ende en vondense niet

5

Mer doen si int lant Zuph quamen, sprac Saul totten knape die met hem was. Coemt, laet ons weder thuys gaen, Mijn vader mocht die ezelinne laten, ende voor ons sorgen,

6

Hi sprac, Siet daer is een eerlic man Gods in deser stadt, al wat hi seyt dat ghesciet, Nv laet ons derwaerts gaen, misschyen hy sal ons onsen wech wisen dyen wi gaen,

7

Saul sprac tot sinen knape. Al ist dat wi al gaen, wat brengen wi den man, want het broot is al wt onser malen, ende wy en hebben anders gheen ghaue, die wi den man Gods mochten brengen,

8

Wat hebben wi? Die knape antwoorde weder, ende sprac, siet, ic heb een vierdeel eens silueren sikele bi mi, dyen willen wi den man Gods geuen, dat hi ons onsen wech segge.

9

Voortijts in Israel, alsmen ginc om den HEERE te vragen, so seydemen, Coemt laet ons gaen totten Siender, want diemen nv propheten hiet, die hietmen voortijts Sienders

10

Saul sprac tot sinen knape, Ga naar margenoot+ Ghi hebt wel gesproken, coemt laet ons gaen.

11

Ende doen si totter stadt op gingen, daer die man Gods was, ende totter stat op quamen so vonden si deernen, die wt gegaen waren om water te putten, totten seluen spraken si, Is die siender hier?

12

Si antwoorden hen, ende spraken. Ia Siet, daer is hi Haest v, want hi is heden in die stadt gecomen, want dat volc heden te offeren heeft opter hoochten,

13

Als ghi in die stadt coemt, so sult ghi hem vinden, eer hi op gaet, op die hoochte te eten, want dat volc en sal niet eten, tot dat hi en come, want hi segent dat offer, Ga naar margenoot+ daer na eten die, die genoot sijn daerom, so gaet op want nv suldi hem iuyst vinden of aen comen

14

Ende doen si op totter stadt quamen, ende midden inder stadt waren Siet, doen ginc Samuel wt, hem te gemoete, ende wilde op die hoochte gaen,

15

maer die HERE had Samuel sijn Ga naar margenoota oor gheopent eenen dach te voren, eer Saul quam, ende geseyt.

16

Morgen op dezen tijt wil ic eenen man tot v seynden wt den lande BenIamin, dyen suldy tot eenen vorste saluen, ouer mijn volc Israel dat hi mijn volc verlosse vander Philisteen hant, want ic heb mijn volc aengesien, ende zijn gecrijsch is voor mi gecomen,

17

Doen nv Samuel Saul aensach, so antwoorde hem die HERE, Siet, dat is die man, daer ic v af geseyt heb, dat hi ouer mijn volc heerssche

18

Doen trat Saul tot Samuel, onder die poorte, ende sprac, Segt mi, waer is hier des Sienders huys? Samuel antwoorde Saul, ende seyde.

19

Ga naar margenoot+Ic ben die Siender Gaet voor mi op die hoochte, want ghi sult heden met mi eten, morgen wil ic v laten gaen, ende al wat in uwer herten is, wil ic v seggen,

20

ende om die ezelinnen, die ghi voor drie dagen verloren hebt, en becommert v nv niet, si sijn geuonden, ende wiens salt sijn al dat lieflijck is in Israel, en salt niet v, ende den geheelen huyse ws vaders sijn?

21

Saul antwoorde, en ben ic niedt een sone van Iemini, vanden alder minsten stamme, ende mijn geslachte dat cleynste onder allen geslachten der stammen Beniamin, Waerom segdi mi dan van sulcken?

22

Samuel nam Saul ende sinen knape, ende leydese in die eetcamer, ende settese bouen onder die genoot waren

[pagina *]
[p. *]

dier was, bi .xxx. mannen. Ende Samuel sprac totten coc

23

Geeft herwaerts dat stuc dat ick v gaf, ende beual v, dat ghijt bi v sout houden,

24

Doen hief die coc een scouder op, ende droechse op ende settese voor Saul, ende sprac Siet, dat is ouerbleuen, legget voor v ende etet, want het is tot deser tijt voor v gehouden, doen ic dat volck noodede. Also adt Saul met Samuel op dyen dach

25

Ende doen si afgingen vander hoochten totter stadt so sprac hi met Saul opten soldere,

26

Ende stonden vroech op. Ende doen die morgen stont op ginc, so riep Samuel Saulem op den solder, ende si gingen beyde met malcanderen wt, hi ende Samuel.

27

Ende doen si af quamen aent eynde der stadt, so sprac Samuel tot Saul, segt den knape dat hi voor ons wech gae altoos voort aen, Maer staet ghi nv stille dat ic v te kennen gheue wat God geseyt heeft

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
iij.Reg. ij.f.

margenoot+
C vers 13

margenoota
Oor geopent dat is te kennen gegheuen oft gheopenbaert.

margenoot+
D vers 19


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken