Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dauid schenct Siba alle die goeden van Mephi Boseth den wederspanningen, Semei bespot, lachtert, ende versmaet Dauiden, Absalon boeleert met sijns vaders wiuen.

Dat .xvi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde doen Dauid een weynich vander hoochten ghegaen was, siet, doen ontmoete hem Siba, die knape MephiBoleths, met een paer ezelen gesadelt, daer op waren twee hondert brooden, ende hondert stucken rosinen, ende hondert vigen, ende een flessche wijns,

2

Doe sprac die coninc tot Siba, wat wilt ghy daer mede maken? Siba sprac die ezelen sullen voor dat gesin des conincx sijn, om daer op te rijden, ende dye brooden, ende die vijgen voor die knapen te eten, ende den wijn te drincken, als si moede worden inder woestinen.

3

Die Coninc sprac, Waer is die sone ws heeren? Siba sprac totten Coninc, Siet hi bleef te Ierusalem Want hi sprac, Heden wert mi dat huys Israel, mijns vaders rijc weder gegeuen,

4

Die Coninc sprac tot Siba, siet, het sal al uwe zijn, wat MephiBoseth heeft Siba sprac met aenbidden, Laet mi genade vinden voor v mijnen Here den Coninc

5

Mer doe die Coninc Dauid tot Bahurim quam siet, Ga naar margenoot+ doe ginc daer een man wt vanden gheslacht des huys Sauls, die hiet Semei, die sone Gera, die ginc wt ende vloecte,

6

ende wierp Dauiden met steenen ende al die knechten des conins dauid, want alle volc ende alle machtige waren tot sijnder rechter ende slincker siden

7

Dus sprac Semei doen hi vloecte, gaet wt, ghaet wt ghi bloethont, ghi Belials man

8

die HERE heeft v weder gegeuen al dat bloet des huys Saul, dat ghi in zijn plaetse coninc geworden sijt, Nv heeft die HEERE dat rijc gegeuen inde hant ws soons Absalons, ende siet, nv steect ghi in v ongeluc, want ghi sijt een bloethont.

9

Abisai die sone SeruIa sprac totten Coninck Soude dese doode hont mijnen here den coninc vloecken Ic wil gaen henen, ende hem den cop afhouden,

10

Die coninc sprac Ghi kinderen SeruIa, wat heb ic met v te doen Laet hem vloecken, Want die HERE heuet hem gheheeten, Vloect Dauiden, wie macht nv seggen, Waerom doet ghi also,

11

Ende Dauid sprac tot Abisai, ende tot alle sine knechten, Siet mijn sone die van mijnen liue gecomen is, staet na mijn leuen, waerom nv ooc niet die sone Iemini? laet hem betamen dat hi vloecke, want die HERE heuet hem geheeten, Ga naar margenoot+

12

Misscien die HERE sal mijne allendicheit aensien, ende mi sine, deses daechs vloeckinge met goet loonen,

13

Ga naar margenoot+also ginc Dauid met sinen lieden ouer den wech Mer Simei ginc aen die side des berges, neffens hem henen, ende hi vloecte, ende wierp met steenen tot hem, ende besprengden met aerden clotten

14

Ende die coninck quam moede in met al den volcke dat bi hem was, ende hi vermaecte hem aldaer,

15

Mer Absalon ende allet volc der mannen Israel, quamen te Ierusalem ende Achitophel met hem.

16

Doen Husai die Arachtier Dauids vrient tot Absalon in quam, Ga naar margenoot+ so sprac hi tot Absalon

17

Geluc heer coninc, geluc heer coninc, Absalon sprac tot Husai, Is dat uwe ontfermherticheyt aen uwen vrient?

18

waerom en sidi niet met uwen vrient getrocken Husai sprac tot Absalon, Also niet, mer dyen die HERE verkiest, ende dit volc ende alle man in Israel, diens wil ic zijn, ende bi hem bliuen.

19

Ten anderen, wien soude ic dienen, en soude ic niet voor sinen soon dienen, so ic voor sinen vader gedient hebbe, so wil ic ooc voor v sijn

20

Ende Absalon sprac tot Achitophel, Houdt raet, wat sullen wi doen?

21

Achitophel sprac tot Absalon, Beslaept die concubinen ws vaders, die hi hier gelaten heeft, om dat huys te bewaren, So sal alle Israel hooren, dat ghi uwen vader stinckende gemaect hebt, ende die hant alle der geender die bi v sijn, sal coender worden,

22

Dus so maecte hem Absalon een tente op den solder. Ende Absalon besliep die concubinen sijns vaders voor die oogen des geheelen Israhels

23

In die tijt, als Achitophel eenen raet gaf, dat was als oftmen God om yet geuraecht hadde, Also waren alle Achitophels raden beyde bi Dauid ende Absalon

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
eccle. c.e

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken