Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Daer quam eenen dieren tijt ende groten honger Ende Sauls kinderen worden den Gibeoniten ghegeuen. Dauid strijt tegen die Philisteen

Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HEt wert oock eenen dieren tijt, in Dauidts tijden, drie iaer aen malcanderen Ende Dauid sochte dat aensichte des HEREN. Ende die HERE sprac om Sauls wille, ende om des bloets huys wille dat hi die Gibeoniten gedoot heuet,

2

Doen liet die coninc die Gibeoniten roepen, ende sprack tot hen (die Gibeoniten en waren niet vanden kinderen Israhel, maer ouerbleuen van den Amoriten, maer die kinderen Israel hadden hem ghesworen, ende Saul sochtse te slaen, in sine zeloosheyt oft grammige liefde voor dye kinderen Israhel, ende Iuda

3

(Dus sprac dan Dauid totten Gibeoniten, wat sal ic v doen, ende waer mede sal ic v versoenen, dat ghi dat erfdeel des HEREN seeghent,

4

Die Gibeoniten spraken tot hem, Het en is ons niet om ghout, oft siluer te doene aen Saul, ende aen sinen huyse ende ten is ons niet te doen, om yemant te dooden in Israel,

5

Dauid sprac, Wat segt ghi dan, dat ic v doen sal? Si spraken totten Coninck, Den man die ons verdoruen ende te nyete gedaen heeft, sullen wi vernielen, dat hem niet en blijue in alle den palen van Israel,

6

Geeft ons seuen mannen wt sinen huyse, dat wijse den HERE hangen tot Gibea Saul, des wtuercorenen des HEREN, die Coninc sprack ick wilse v gheuen

7

Mer die Coninc spaerde Mephiboseth, den soon Ionathan, des soons Sauls, Ga naar margenoot+ om des eedts wille des HEREN, die tusscen hen was, te wetene tusschen Dauid ende Ionathan, die soon Saul,

8

Mer die twee sonen Rizpa, der dochter Aia, dyese Saul gebaert hadde Armoni ende MephiBoseth, daer toe die vijf sonen Michal, der dochter Saul, die si Adriel gebaert had den sone Barsillai, des Mahalothiters, nam die Coninc,

9

ende gafse in die handen der Gibeoniten, die hingense opten berch voor den HERE, Aldus vielen dese seuen teenen male, ende storuen inder tijt des eersten oogsts, als die gersten oogsts aengaet

10

Doen nam Rizpa, die dochter Aia eenen sack, ende spreyde die opten steen, int begin des oogsts, tot dat water vanden hemel op hem druypte, ende en liet die vogelen des hemels des daechs daer op niet rusten noch snachts die dieren des velts.

11

Ende het wert Dauiden gebootscapt, wat Rizpa, die dochter Aia, Sauls concubine gedaen hadde

12

Ende Dauid ghinc henen, ende nam die ghebeenten Saul, ende die gebeenten Ionathan sijns soons vanden borgeren tot Gabes, in Gilead, Ga naar margenoot+ diese vander straten Bethsan gestolen hadden, daerse die Philisteen henen gehangen hadden, inder tijt, doen die Philisteen Saul sloegen opten berch Gilboa,

13

ende brachtse van daer opwaerts, en vergaderdese te samen metten ghebeenten, der gehangenen,

14

Ende begroeuen die gebeenten Sauls, ende sijns soons Ionathan, inden lande BenIamin, ter siden inden graue sijns vaders Kis, Ende dedent also het die Coninc geboden hadde, Also wert God na desen, den lande weder versoent

15

Mer daer verhief hem weder een oorloge vanden Philisteen tegen Israel, Ga naar margenoot+ ende Dauid troc af, ende sijn knechten met hem, ende streden tegen die Philisteen Ende Dauid wert moede

16

ende Iesbi tot Nos, die een was vanden kinderen Rapha, ende dat gewichte sijnder spiesen, was drie hondert ghewichten metaels, ende hi hadde een nyeu harnasch aen, die ghedacht Dauiden te slaen,

17

Mer Abisai die sone SeruIa halp hem, ende sloech den Philisteus doot, Doen swoeren hem die mannen Dauiden, ende spraken, Ghi en sult niet meer met ons wttrecken, inden strijdt, op dat die keerse Israel niet wt en gae

18

Doen stont daer noch een oorloghe op te Nob, tegen die Philisteen. Doen sloech Sibechai die Husathijt den Saph, die welcke der kinderen Rapha ooc een was.

19

Ende het verhief noch een orloge tot Gob, tegen de Philisteen, dien sloech Elhanan, die sone IaereOrgim, een Bethlehemijt, die Galiath den Gethiter, de welc een

[pagina *]
[p. *]

spies hadde, der welcker staf was als eenen weefboom

20

Ende daer stont noch een oorloge op tot Gath daer was een twist man, die hadde ses vingeren aen sijn handen, ende ses teenen aen sijn voeten, dat is vierentwintich int getal, ende hi was ooc geboren van Rapha,

21

ende doen hi Israel spijt seyde, so sloech hem Ionathan, die sone Simea, des broeders Dauids Dese vier waren in Rapha, te Gath geboren ende vielen door die hant Dauids, ende sijnder knechten

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 12

margenoot+
i.re xvij


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken