Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Dauid looft den HERE met een liet, om dat hi hem van Sauls handen ende vanden anderen sijnder vyanden handen verlost hadde.

Dat .xxij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Dauid sprac voor den HERE die woorden des liets, inder tijt, doen hem die HERE verlost hadde vander hant alle sijnder vyanden, ende vander hant Saul, ende seyde

2

Die HERE is mijnen steen, ende mijn casteel ende mijn salichmaker.

3

God is mijn stercte, ic wil op hem betrouwen minen scilt, ende hoorne mijnder salicheyt, mijn bescuddere, ende mijn toeulucht, mijn behouder vander boosheyt suldi mi helpen

4

Ic wil den HERE met lof aenroepen, so sal ick van mijnen vyanden verlost worden.

5

Want die banghicheden des doots, hebben my omuaen, ende die beken Belial hebben mi verscrict.

6

Stricken der hellen hebben mi omringelt, ende netten der doot hebben mi verrascht

7

Als ic benaut ben, so wil ic den HERE aenroepen, ende mijnen God aenroepen, so sal hi mijne stemme verhooren, van sinen heyligen tempel, ende mijn gecrijsch voor sinen ooren.

8

Die aerde heeft haer beweecht, ende ghebeeft, ende die fundamenten des hemels hebben hen gescuddet ende sijn beweecht, wandt hi is verteert.

9

Ga naar margenoot+Rooc ginc van sijnder nuesen, ende verslindende vier, van sinen aensichte, colen sijn van hem aengesteken

10

Hi heeft den hemel geneycht, ende isser af gedaelt ende doncker wast onder sinen voeten

11

Ende hi is op Cherub geseten, ende heeft geulogen ende hi is verschenen op die vederen des wints

12

Ende hi sette om hem duysternisse, tot eene tente dicke wateren inden wolcken der locht

13

Vanden scijnsel voor hem, ontstaken die vier colen.

14

Die HERE sal donderen vanden hemel, ende dye alder hoochste sal sine stemme geuen.

15

Hi sal sine pijlen scieten, ende die verstroyen, hy sal blixemen, ende salse scouwel maken

16

Ende die wtstortingen der zee openbaerden hem ende die fundamenten des aertrijcx, openden hen, door dat straffen des HEREN, ende door den adem des gheests sijnder gramschappen.

17

Hi sal vanden hoochten seynden, ende mi ontfaen ende wt vele wateren trecken

18

Hi sal mi verlossen van mijnen starcken vyanden van dyen die mi haten, want si sijn mi te machtich.

19

Si sijn mi voorcomen inder tijt mijns ongheuals ende die HERE is mijn stuensel geworden.

20

Ga naar margenoot+Hi heeft mi wtgeleyt in die breetheyt, Hi salder mi wttrecken, want hi heeft lust tot mi

21

Ende die HERE sal mi weder gheuen nae mijne gerechticheyt, ende sal mi betalen nae die reynicheit mijnder handen.

22

Want ic hebbe die wegen des HEREN gehouden, ende en ben niet godloos geworden teghen mijnen God.

23

Want alle sine oordelen hebbe ick voor mi, ende sine seden en hebbe ic van mi niet gelaten.

24

Daerom sal ic hem onbeulect sijn, ende sal mi wachten voor mijn misdaet,

25

so sal mi die HERE weder geuen na mijnder gerechticheit, ende na mijnder reynicheit in sinen oogen.

26

Bi die heyligen suldy heylich sijn, ende bi den ghenen die sonder vlecke sijn suldi onbeulect sijn,

27

Biden reynen, sult ghi reyn wesen, ende byden verkeerden, sult ghi verkeert sijn Ga naar margenoot+

28

Want ghi sult dat allendich volc salich maken ende met uwen ooghen die hooge vernederen

29

Want HERE, ghi sijt mijn licht, die HERE verlichte daer mede mijne duysternisse

30

Want door v wil ic gewapent loopen, Ende door mijnen God ouer die mueren springen. Ga naar margenoot+

31

Gods wegen die sijn onbeulect des HEREN redenen sijn door dat vier geproeft, hi is eenen schilt allen den genen die in hem betrouwen.

32

Want waer is een God anders, dan die HERE, ofte waer is een onthoudt sonder onse Godt,

33

God heeft mi ghesterct met crachte, ende heeft mi eenen wech gheeffent, sonder vlecke

34

Hi heeft mijn voeten gelijcket den hierte, ende hi heuet mi op die hoochten ghestelt,

35

hi leert mijne handen strijden, ende drijft den stalen boghe mijnder armen.

36

Ende sult mi gheuen eenen scilt, uwe salicheit ende uwe sachtmoedicheydt sal mi vermeerderen.

37

Ga naar margenoot+Ghi hebt mijne gangen onder mi breet gemaect ende mijne schenen oft knokelen en hebben niet geslibbert.

38

Ic wil mijne vyanden veruolgen, ende die verdoen, ende ick en wil niet wederomme keeren, tot dat icse vernyele

39

Ic wilse verslinden, ende in stucken slaen, dat si niet op en comen, mer sullen voor mijne voeten vallen.

40

Ghi hebt mi met cracht gegordet totten strijdt, si sullen crommen onder mi, die hen tegen mi op rechten

41

Ghi hebt mi mijn vyanden in die vlucht ghegeuen, dat icse verstoore, die mi haten

42

Si sullen roepen, mer daer en is geen salichmaker totten HERE, mer hi en antwoort hem niet.

43

Ic wilse in stucken slaen, als stof opter aerden, ende gelijc als slijc opten straten wil icse dunne maken, ende wtbreyden

44

Ghi hebt mi verlost vanden twist mijns volcx, ende sult mi behueden tot een hooft onder die Heydenen, een volc dat ic niet en kende, dat sal mi dyenen

45

Die vreemde kinderen hebben mi verloochent, si sullen mi gehoorsaem sijn, als si hooren sullen

46

Die vreemde kinderen sijn verout, ende sullen v benauwen met haren gorden,

47

die HERE leeft, ende gebenedijt si mijn onthouder, ende die starcke God mijnder salicheyt worde verhoocht.

48

God gheeft mi die wrake, ende worpt die volcken onder mi

49

Hi leyt mi wt van mijnen vyanden, ende vanden ghenen, die hen tegen mi oprechten, suldi mi verhogen, ende vanden vermetelen mannen suldy mi verlossen Ga naar margenoot+

50

Daerom wil ic v dancken HERE onder die Heydenen, ende uwen name lofsinghen

51

Die daer groote salicheyt doet sinen coninc, ende ontfermherticheyt doet aen sinen gesalfden Dauid, ende aen sine saet inder eewicheyt.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 9

margenoot+
C vers 20

margenoot+
ps. xvij.

margenoot+
ps xvij.

margenoot+
D vers 37

margenoot+
ps. xvij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken