Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ieroboams huysurouwe vraecht raet van Achias den Propheet van haers soons wegen, Ierobeam sterft, Ende sijn soon Nadab wort coninc van dat regiment Roboams.

Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN die tijt was Abia die soon Ierobeam cranc,

2

ende Ierobeam sprac tot sinen wijue, Staet op, ende verstelt v, dat nyemant en mercke dat ghy Ierobeams wijf sijt, ende gaet henen tot Silo, Siet daer is die Propheet Ahia, die mi ghesproken heeft dat ic coninc sijn soude ouer dit volc,

3

ende neemt met v thien brooden ende koecken, vladen, ende eenen bekere met honich, ende gaet tot hem, dat hi v segge hoe dattet metten kinde gaen sal,

4

Ende dat wijf Ierobeam dede also, ende stont op, ende ghinc tot Silo, ende quam int huys Ahia, Ahia en conste niet ghesien, wandt sine oogen versterden van ouderdom.

5

Ga naar margenoot+Die HERE sprac tot Ahia, siet dat wijf Ierobeam comt, dat si v van haren sone een sake vraghe, want hi is cranc, Dus so spreeckt nv met haer aldus, ende aldus,

6

als si nv in quam steldese haer vreemdt, Als Ahia dat ruysschen haerder voeten hoorde, ter dueren in comen, so sprac hi, Coemt in ghi wijf Ierobeam waerom stelt ghi v so vreemt? Ick ben tot v ghesonden een hardt bode.

7

Gaet henen ende segt Ierobeam, Dus spreect die HERE die God van Israel, Ic heb v verheuen wt den volcke, ende tot eenen vorst ouer mijn volck Israel geset,

8

ende hebbe dat conincrijc van Dauids huyse ghesneden ende v gegeuen, Mer ghi en hebt niet geweest als mijne knecht Dauid, die mijne geboden hielt, ende volchde mi na wt geheelder herten dat hi dede dat mi slechts wel behaechde,

9

ende hebt quaet gedaen bouen alle die voor v geweest sijn, ghi sijt ghegaen, ende hebt v ander goden gemaect, ende gegoten beelden, dat ghi mi tot gramscap soudt verwecken, Ga naar margenoot+ ende hebt mi achter uwen rugghe gheworpen Ga naar margenoot+

10

Daerom siet, Ic wil ongeluck ouer dat huys Ierobeam brengen, ende wtroepen aen Ierobeam, ooc dyen die aen die want pisset, den beslotenen ende verlatenen in Israel, ende wil die nacomelingen des huys Ierobeam wt vaghen, gelijcmen drec wt vaecht, tot dattet geheelijc met hem gedaen is,

11

So wie van Ierobeam sterft in de stat dien sullen die honden eten, mer wie opten velde sterft dien sullen die vogelen des hemels eten, want die HERE heuet gesproken,

12

Dus staet op, ende gaet thuys Ende als uwen voet ter stadt in terdet, soo sal dat kint steruen,

13

Ende gheheele Israel salt claghen, ende sullent begrauen, want dese alleen van Ierobeam sal te graue comen om dat vanden HERE den Godt Israel wat goets aen hem geuonden is inden huyse Ierobeam.

14

Ga naar margenoot+Die HERE sal hem eenen coninc ouer Israhel verwecken die sal dat huys Ierobeam wtroeyen in dyen dage, ende wat ist dat ghi ymmertoes nv gaet?

15

Ende de HERE sal Israel slaen, gelijc als dat riet inden watere beweecht wort, ende hi sal Israel wt plucken wt desen goeden lande, dat hi haren vaderen gegeuen heeft ende salse ouer dat water verstroyen, om datse hen bosscen gemaect hebben, om dat si den HEERE vertoornen souden,

16

Ende hi sal Israel ouer geuen om der sonden wil van Ierobeam, die daer gesondicht heeft ende heeft Israel ooc doen sondigen

17

Ende dat wijf van Ierobeam stont op, ende ghinc henen, ende quam tot Thirza, ende doen si opten dorpel des huys quam sterf dat knechtken,

18

Ga naar margenoot+ende si begroeuen hem, ende alle Israel claechde hem, na den woorde des HEREN, dat hi gesproken hadde, door sinen knecht Ahia, den propheet,

19

wat van Ierobeam meer te seggen is, hoe hi ghestreden ende geregneert heeft, siet dat is gheschreuen inden Croniken der Coningen Israel,

20

ende den tijt dat Ierobeam regneerde was .xxij. iaer. Ende hi ontsliep met sinen vaderen, sijn soon Nadab wert coninc in sijn stede

21

So was Rehabeam die sone Salomo coninc in Iuda .xl. iaer was Rehabeam out doen hy coninck werdt, Ga naar margenoot+ ende regneerde seuenthien iaer te Hierusalem in dye stadt, die die HERE vercoren hadde wt allen stammen Israel, dat hi sinen name aldaer soude stellen. Sijn moeder hiet Naema, een Ammonitersse,

22

Ende Iuda dede dat den HERE qualic behaechde, ende verwecten hem tot zeloerscer liefden meer dan allet dat haer vaders gedaen hadden met haer sonden die si deden,

23

Want si timmerden hen ooc hoochten, Calomnen oft beelden, ende bosscen, op alle hooge houelen, ende onder alle groenen bomen.

24

Daer waren ooc hoereerders inden lande, ende si deden alle die grouwelicheyt der heydenen, die die HERE voor die kinderen Israel verdreuen hadde

25

Ga naar margenoot+Mer inden vijfsten iare des conincks Rehabeam troc Sisac die coninc van Egipten op teghen Ierusalem

26

ende nam die scatten wt den huyse des HEREN, ende wt den huyse des conincx, ende al watter te nemen was, ende nam alle gulden scilden die Solomo hadde laten maken,

27

in welcke plaetse, liet die Coninc Rehabeam metalen scilden maken, ende beualse onder die handt der ouerster nusiers, die die duere bewaerden aenden huyse des conincx.

28

Ende also dicwils als die coninc in dat huys des HEREN ginc, droegense die nusiers, ende brachtense weder in die nusiers camer.

29

Wat meer van Rehabeam te seggen is, ende al wat hi ghedaen heeft, Siet het is ghescreuen in die Cronike der coningen Iuda,

30

Mer het was oorloghe tusscen Rehabeam ende Ierobeam haer leuen lanck.

31

Ende Rehabeam ontsliep met sinen vaderen, ende werdt begrauen met sinen vaderen in die stadt Dauid, Ende zijn moeder hiet Naema, een Ammonitersse, ende sijn soon Abiam wert coninc in sijn plaetse.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 9
margenoot+
i.re. xix f

margenoot+
D vers 14

margenoot+
E vers 18

margenoot+
F vers 21

margenoot+
G vers 25


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken