Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van Azaria die melaetsch wert van sinen sone Iotham, van Sacharia den coninc Israels, Van Sellum, Menahem, Paceat Romelia, hoe dat Tiglathplasser die steden Israels inne nam.

[pagina *]
[p. *]

Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde inden seuentwintichsten iare Ierobeam des conincx Israel, werdt coninck Asaria, die soone Amasia des coninckx Iuda,

2

ende was sesthien iaer out, doen hy coninc wert, ende regneerde tweenvijftich iaren te Hierusalem,

3

Sijne moeder hiet Iechalia van Hierusalem, Ende dede dat den HERE wel beuiel, in alder manieren, ghelijck sijn vader Amasia,

4

sonder dat si die Hoochten niet af en deden. Wandt dat volc offerde, ende wierp noch wierooc opten Hoochten,

5

Die HERE plaechde den coninck dat hy melaetsch was, tot aen sine doot, ende woonde in eenen vrijen huyse, Mer Iothan des conincx soon regeerde dat huys, ende oordeelde dat volc inden lande.

6

Wat meer van Asaria te seggen is, ende al wat hi gedaen heeft, siet dat is gescreuen inder Croniken der coningen Iuda.

7

Ende Asaria ontsliep met sinen vaderen ende men begroef hem bi sine vaders, in die stadt Dauid ende sine sone Iotham wert coninc in sijn stede.

8

Inden achtendertichsten iaer Azaria des conincx Iuda, Ga naar margenoot+ wert Sacharia, die sone Ierobeam, coninc ouer Israel, tot Samaria ses maenden,

9

Ende dede dat den HERE qualic beuiel, so sine vaders gedaen hadden, Hi en liet niet af vanden sonden Ierobeam des soons Nebath, die Israel dede sondigen,

10

Ende Sallum die soone Iabes maecte een verbont tegen hem, ende sloech hem voor dat volc, ende dode hem, ende wert coninc in sijn stede,

11

Wat meer van Sacharia te seggen is, siet, dat is gescreuen inder Croniken der coningen Israel,

12

Ende dat is dat die HERE Iehu gesproken hadde, V kinderen sullen int vierde lidt sitten opten stoel Israel, Ende het is also geschiet.

13

Ga naar margenoot+Sallum die sone Iabes, wert coninc inden negenendertichsten iaer Vsia, Ga naar margenoot+ des conincx Iuda, ende regneerde een maent tot Samaria,

14

want Menahem die sone Gadi troc af van Thirza, ende quam tot Samaria, ende sloech Sallum den sone Iabes tot Samaria, ende doode hem, ende wert coninc in sijn stede.

15

Wat meer van Sallum te seggen is, ende sijn verbont dat hy op stelde, siet dat is gescreuen inder croniken der coningen Israel,

16

Doen ter tijt sloech Menahem Thirsa ende alle die daer in waren, ende haer palen van Thirsa, om dat si hem niet en wilden in laten, ende sloech alle haer beuruchte, ende verschoordese.

17

Inden negenendertichste iaer Asaria, des conincx Iuda wert Menahem, Ga naar margenoot+ die sone Gadi, coninck ouer Israel, thien iaer tot Samaria,

18

ende dede dat den HERE mishaechde, Hi en liet sijn leuen lanck niedt af, vanden sonden Ieroboam, des soons Nebath, dye Israel dede sondigen,

19

Ende Phul dye coninck van Assyrien, quam int lant, Ende Menahem gaf dien Phul duysent ponden siluers, dat hijt met hem soude houden, ende hem dat conincrijc confirmeren.

20

Ende Menahem sette in Israel een gelt op die rijcken, vijftich sikelen siluers op elcken man, dat hi den coninc van Assirien soude gheuen. Also trock die coninck van Assirien weder thuys, ende en bleef niet inden lande.

21

Wat meer van Menahem te segghen is, ende al wat hi gedaen heuet, siet dat is gescreuen inder Croniken der coningen Israhel,

22

ende Menahem ontsliep met sinen vaderen, ende Pekahia sijn sone wert coninck in sijn stede.

23

Inden vijftichsten iaer Asaria des conincx Iuda wert Pekahia, die sone Menahem, coninc ouer Is-rael, Ga naar margenoot+ tot Samaria, twee iaer, ende dede dat den HEERE mishaechde,

24

Want hi en liet niet af vanden sonden Ierobeam des soons Nebath, die Israel dede sondigen,

25

Ende Pekahia die soon Remalia sijns ridders, maecte een verbont tegen hem, ende sloech hem te Samaria int paleys, des conincx huyse, met Arhob ende Arie, ende vijftich mannen met hem, vanden kinderen Gilead, ende dode hem, ende wert coninc in sijn stede.

26

Wat meer van Pekahia te seggen is, ende al wat hi gedaen heeft, is gescreuen inder croniken der coningen Israel.

27

Ga naar margenoot+Int tweentvijftichste iaer Asaria des conincx Iuda, wert Pekah die sone Remalia, coninc ouer Israel tot Samaria .xx. iaer,

28

ende dede dat den HERE mishaechde, Want hi en liet niet af vanden sonden Ierobeam des soons Nebath die Israel dede sondigen.

29

Inden tijden Pekah, des conincx Israel, quam Tiglat Pilesser, die coninc tot Assyrien, ende nam ElonAbel, BethMaecha, Ionaha, Kedes, Hasor, Gilead, Galilea, ende dat geheele lant Naphthali, ende voer dese wech in Assyrien.

30

Ende Hosea die soon Ela, maecte een verbont tegen Pekah den sone Remalia, ende sloech hem doot, ende werdt coninc in sijn stede, int twintichste iaer Iotham des soons Vsia,

31

Wat meer van Pekah te seggen is, ende al wat hi gedaen heeft, Ga naar margenoot+ siet dat is gescreuen inder croniken der coningen Israel.

32

Inden anderden iare Pekah, des soons Remalia, des conincx Israel wert Iotham coninc, die sone Vsia des conincx Iuda,

33

ende was .xxv. iaer out doen hi coninc wert, ende regneerde .xvi. iaer te Hierusalem, Sine moeder hiet Iurusa, een dochter Sadoc,

34

Ende dede dat den HERE wel behaechde, in alder manieren als sijn vader Vsia ghedaen hadde,

35

sonder dat hi die Hoochten niet af en dede, want dat volck offerde ende wierp wierooc op die Hoochten, Hi tymmerde dye hooge poorte aen den huyse des HEREN,

36

wat meer van Iotham te seggen is ende al wat hi ghedaen heeft, siet, dat is gescreuen inder croniken der coningen Iuda.

37

In die tijt begonst dye HERE te seynden in Iuda, Resin den coninc tot Sirien, ende Pekah den sone Remalia,

38

ende Iotham ontsliep met sinen vaderen, ende werdt begrauen met sinen vaderen, in die stadt Dauids sijns vaders, ende Ahas sijn sone wert coninck in sijn stede.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 13
margenoot+
Vsia dat is Asaria, een coninc met twee namen.

margenoot+
D vers 17

margenoot+
E vers 23

margenoot+
F vers 27

margenoot+
G vers 31


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken