Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

¶ Een gheslacht register vanden kinderen Simeons.

Dat .v. Capittel.

1

⁺DIe kinderen Simeon waren Nemuel, Iamin, Iarib, Serah, Saul

+ A vers 1

2

dies soon was Sallum, dies soon was Mibsan, dies soon was Misma.

3

Die kinderen Misma waren Hamuel, dies soon was Zachur, zijn soon was Simei,

4

Semei, hadde sesthien sonen, ende ses dochteren, ende sine broeders en hadden niet veel kinderen Mer alle haer maechscap en vermeerderde haer niet, als die kinderen Iuda,

5

Si woonden tot Berseba, Molada, Hazar, Sual,

6

Bilha, Ezem, Tholad, Bethuel Harma, Syklag, Beth, Marchaboth, Harsasussiz, Beth, Birei, Saaraim,

7

⁺dit waren haer steden tot den Coninc Dauid toe,

+ B vers 7

8

Daer toe haer dorpen bi Etham, Aman Rimmon, Thochen, Azan die vijf steden, ende alle dorpen die rontom dese steden laghen tot Baal toe,

9

dat is haer wooninghe, ende haer maichscap, onder hen lieden

10

Ende Mesobab, Iamlecem, Iosa die soon Amasia,

11

Ioel, Iehu, die soon Ieschibia, des soons Seraia des soons Asiel,

12

Elioenai, Iaecoba, Iosohaia, Asaia Adiel,

13

Ismeel, ende Benaia, Sisa die sone Siphei des soons Alon, des soons Iedaia, des soons Simri, des soons Zemaia.

14

Dese worden vermaerde vorsten, in haren gheslachten des huys haers vaders, ⁺ ende si deelden hen na haerder menichten.

+ C vers 14

15

Ende si trocken wech dat si tot Gedor souden comen to tegent oosten toe des dals, op dat si weyde souden soecken voor haer scapen,

16

ende vonden vette ende goede weyde, ende een lant wijt van ruymten, stille ende rijc, Want te voren woonden die van Ham aldaer,

17

Ende die nv met namen bescreuen zijn, quamen totter tijt Hiskia, ⁺ des conincx Iuda ende sloegen haer tenten ende woningen die aldaer gehouden worden, ende verbrandense tot desen dage toe, ende woonden in hare plaetse,

+ D vers 17

18

want aldaer waren weyden voor schapen.

Ooc gingen van hen wt, die kinderen Simeon .v. hondert mannen totten geberchte Seir, met haren ouersten Platia, Nearia, Rephaia, ende Vsiel, den kinderen Iesei,

19

ende sloegen die ouergebleuene, ende ontloopers der Amalekiten, ende si woonden aldaer tot op desen daghe toe.