Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van Dauids vrome mannen oft ruesen, ende hoe veel dat dier gheweest sijn, die wt alle gheslachten tot hem ghecomen sijn,

Dat .xiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+OOck quamen dese tot Dauid te Siklak doen hi noch gesloten was, voor Saul den sone Kis, Ende si waren ooc onder die ruesen, oft vrome mannen, die totten strijt holpen,

2

ende met boghen gheschict waren tot beyden handen, steenen, pijlen ende bogen.

3

Vanden broederen Saul, die wt BenIamin waren, Die principaelste Ahieser ende Ioas, dye kinderen Samaa des Gibiathiters, Iesiel ende Pelet die kinde-ren Asmaueth, Baracha ende Iehu die Anthothiter,

4

Iesmaia die Gibeonite, machtich onder dertighen, ende ouer dertighen, Ieremia, IaHasiel, Iohanan, Iohabad, die gederathiter,

5

Eleusa, Ieremoth, Bealia, Samaria, Saphatia, dye Haroaphite,

6

Elckana, Iesia, Asareel, Ioeser, Iasabeam die Korhiter,

7

Ioela, ende Sabadia, die kinderen Ieroham van Gedor.

8

Ga naar margenoot+Vanden Gadditen scheyden hen wt, tot Dauid, in die borcht inder woestijnen stercke ruesen ende crijschlieden, die spiesen ende deeghen voerden, Ende haer aengesicht ghelijc der leeuwen, ende snel als dye rheen op die berghen,

9

Die eerste Eser, die ander Obadia, die derde Eliab,

10

die vierde Masmamrea, Die vijfste Ieremia,

11

die seste Athai, die seuenste Eliel,

12

Die achste Iohanan, Die neghenste Elsabad,

13

die thiende Ieremia, die elfste Machbanai,

14

dese waren vanden kinderen Gad, hoofden int heyr, die cleynste ouer hondert, ende die grootste ouer duysent,

15

Die sijnt die ouer dye Iordane ghinghen inder eerster maent, doen sy vol was aen beyden oeueren, dat alle gronden effen waren, beyde tegent oosten ende teghent westen.

16

Daer quamender oock vanden kinderen BenIamin ende Iuda, totter borchten Dauid,

17

Mer Dauid ghinc wt tot hen, Ga naar margenoot+ ende antwoorde ende sprac tot hen, ist dat ghi in vreden tot mi coemt, ende om mi te helpen, soo sal mijn herte met v sijn, Maer comt ghi op liste ende om mi teghen te sijn, daer doch gheen boosheydt aen my en is, so sie die God onser vaders daer inne, ende straffe dat.

18

Maer dye gheest trock aen Amasa den hooftman onder dertigen. V zijn wy Dauid, ende met v houden wijt ghi sone Isai, Vrede, vrede si met v, vrede si met uwen hulperen, Want v God helpet v, Doen namse Dauid aen, ende settese tot hoofden ouer die crijschlieden.

19

Ende van Manasse vielen tot Dauid, doen hi quam metten Philisteen tegen Coninck Saul totten stride, ende en holpen hem niet, Want die Philisteen lietense met raedt van hen ende seyden. Waert dat hi tot sinen Heere Saul viel, so mocht het ons onsen hals costen.

20

Doen hi nv tot Sicklag troc, vielen tot hem van Manasse Adna, Iosabad, Iediel, Michael, Iosabad, Elihu, Zilthai, hoofden ouer duysent, in Manasse,

21

ende si holpen Dauid tegen die crijschlieden, Want si waren alle gerassce ruesen, Ga naar margenoot+ ende worden hooftlieden ouer dat heyr.

22

Ooc quamen alle daghe sommighe tot Dauid om hem te helpen, tot dat het een groot heyr wert, al een heyr Gods.

23

Ende dit is dat ghetal der hoofden gewapent totten heyr, die tot Dauid tot Hebron quamen, om dat conincrijck Saul tot hem te keeren, na den woorde des HEREN.

24

Der kinderen Iuda dye spiese ende deeghen droeghen, waren ses duysent ende acht hondert gewapent totten heyr,

25

Der kinderen Simeon, vrome mannen totten heyr, seuen duysent ende hondert,

26

Die kinderen Leui vier duysent ende ses hondert,

27

Ga naar margenoot+Ende Ioiada die vorste onder dien van Aaron, met drie duysent ende seuen hondert,

28

Zadock dye knape, een vrome Ruese met sijns vaders huys .xxij. ouersten,

29

Der kinderen BenIamin Sauls broederen, drie duysent, want tot dier tijt toe hielden haerder noch vele aen den huyse Saul.

30

Der kinderen Ephraim, twintich duysent, ende acht hondert vrome ruesen, ende vermaerde mannen inden huyse haerder vaderen,

31

Des haluen stams Manasse, achthien duysent, die met name genoemt

[pagina *]
[p. *]

worden, dat si quamen ende Dauid coninc maecten

32

Der kinderen Isaschar dye verstandich waren alst den tijt eyste, datmen wiste wat Israel doen soude, twee hondert hooftlieden, ende alle haer broeders volchden haren woorden.

33

Ga naar margenoot+Der sonen Sebulon, die int heyr trocken totten stride ghewapent, met alderhande wapene totten strijde, vijftich dusent, hen in ordinancie te schicken eendrachtelijc.

34

Van Naphthali, duysent hooftlieden, ende met hen die scilden ende spiese voerden .xxxvij. duysent.

35

Van Dan totten strijde ghewapent .xxxvij. duysent, ende ses hondert.

36

Van Asser die int heyr trocken, toegemaect totten strijde, veertich duysent.

37

Van ouer geen side der Iordanen, vanden Rubeniten, Gadditen, ende den halue stamme Manasse, met alderhande wapen totten strijde, hondert ende twintich duysent.

38

Alle dese crijschlieden, ghestelt in ordinancie quamen wt geheelder herten tot Hebron, om Dauid coninc te maken ouer geheel Israel. Ga naar margenoot+ Ooc was allet andere Israel van eender herten, datmen Dauiden coninc soude maken.

39

Ende waren aldaer bi Dauiden drie dagen aten ende droncken, Want haer broeders hadden voor hen bereit,

40

ooc die de naeste om hen waren, tot Isaschar toe Sebulon ende Naphthali brachten broot op ezelen, kemelen, muylen, ende die runderen om te etene, meel, vijgen, rosinen, wijn olie, runderen, scapen, planteyt, ende in groter menichten, want daer was bliscap in Israhel

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 17

margenoot+
D vers 21

margenoot+
E vers 27

margenoot+
F vers 33

margenoot+
G vers 38


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken