Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe dat Salomon voor hem neemt den Tempel des HEEREN te tymmeren.

Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Salomo dacht te tymmeren een huys den name des HEREN, ende een huys sijns conincrijcx,

2

ende telde af seuen duysent mannen totten lasten, ende acht duysent tymmerlieden op den berghe, ende drie duysent ende ses hondert officiers ouer haer.

3

Ende Salomo seynde tot Huram den Coninck tot Tyro, ende dede hem seggen, Gelijc ghi met mijnen vader dedet, ende hem cederen seyndes, dat hi hem een huys timmerde, daer hy in woonde,

4

Siet ic wil den name des HEREN mijns Gods een huys timmeren, dat hem geheylicht worde, om goet rueckwerc voor hem te roocken, ende altoos thoonbroot te rechten, ende brantoffer des morgens ende des auonts op die Sabbathen ende nyeuwe maenden, Ga naar margenoot+ ende op die feesten des HEREN, ons Gods, Ga naar margenoot+ eewelijck voor Israel.

5

Ende dat huys dat ic timmeren sal, sal groot sijn, want onse God is groter dan alle goden.

6

Mer wie vermach, dat hi hem een huys tymmere? want den hemel, ende alder hemelen hemel en mach hem niet begrijpen, Wie soude ic dan sijn, dat ic hem een huys soude tymmeren? maer datmen voor hem soude roocken.

7

Dus seynt my nv eenen wijsen man, om te arbeyden, met gout, siluer, metael, yseren, scaerlaken, rooset root, geele side, Ende die weet wt te groeuen metten wijsen die bi mi zijn in Iuda ende Ierusalem, Ga naar margenoot+ welc mijn vader beschict heeft,

8

Ende seyndt my Cederen, Dennen ende Heben hout, van Libanon, want ic weet dat uwe knechten dat hout weten te houwen op Libanon, ende siet mijne knechten sullen met uwen knechten sijn,

9

op datmen mi veel houts bereyde, want dat huys dat ic timmeren wil, sal groot ende sonderlic sijn,

10

Ende siet, ic wil den timmerlieden, uwen knechten, die dat hout houwen .xx. duysent Cor gestootender tarwen, ende .xx. dusent Cor ghersten, ende .xx. duysent Bath wijns, ende .xx. duysent Bath olijs gheuen.

11

Doe sprac Huram die coninc tot Tyro door scriften, ende seynde tot Salomo, Ga naar margenoot+ Daer om dat die HEERE zijn volc bemint, so heeft hi v coninc ouer hen gemaect

12

ende Huram sprac voort, gelooft si die HERE die God Israhel, die hemel ende aerde ghemaect heeft, dat hy den coninc Dauid eenen wijsen cloecken verstandighen soon ghegheuen heeft, die den HERE een huys timmeren soude, ende een huys sijns conincrijcx,

13

So seynde ic v nv eenen wijsen man, dye verstant heeft, Huram Abi,

14

die een sone is eens wijfs wt den dochteren Dan, ende sijn vadere een Tirijsch man geweest is, die weet die wercken aen gout, siluer, metael, yser, steen, hout scaerlaken, geel side, lijnen, roset root, ende te groeuen alderhande constelicheit te maken, watmen hem voorleyt metten wijsen, ende metten wijsen mijns heeren des Conincx Dauids ws vaders.

15

Dus seynde nv mijn heere tarwe, gerste, olie, ende wijn, sinen knechten, so hi gespro-ken heeft,

16

so willen wi dat hout houden op Libanon, so vele alst van noode is, ende willent op vloten brengen in die zee, tot Iapho, van daer moecht ghijt op te Ierusalem bringhen.

17

Ende Salomo telde alle vreemdelinghen inden lande Israhel, nae dat ghetal, doense Dauid sijn vader telde, ende worden gheuonden hondert ende vijftich duysent, drie duysent, ende ses hondert,

18

Ende hy maecte wt den seluen tseuentich duysent draghers, ende tachtentich duysent houwers, opten berghe, ende drie duysent, seshondert toesienders, die dat volck aenhielden aen den dienste.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4
margenoot+
ij.re. v.c.

margenoot+
C vers 7

margenoot+
D vers 11


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken