Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van dat claghen, bedroeffenisse, ende ghebet der coninghinnen Hester.

Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+OOck so is dye coninghinne Hester inden campe des doots wesende tot den HERE gheuloden,

2

si heeft dye eerlijcke cleederen afgheleyt ende wtgedaen, ende heeft aenghedaen cleederen die tot suchten ende claghen dienden. Ende inder plaetse der costelijcker saluen heeft si haer hooft met asschen ende vuylnisse bestroeyt, ende haren lichaem heeft si seer verootmoedicht ende vernedert, Alle die plaetsen daer si te voren vruechde ghehadt hadde, dye heeft si metten hayre veruult dat si haer seluen wtghepluct hadde.

3

Sy badt ooc God den HERE Israels met desen woorden, O mijn HERE God du bist alleen onse coninck, helpt mi eenighe verlatene, die gheenen helper en heeft dan v,

4

want mijn iammer ende verderffenisse is mi nv aenstaende.

5

Ga naar margenoot+Vander ioncheyt op wt den gheslachte mijns vaders hebbe ic gehoort, dat ghi Israel wt allen volcken ghenomen hebt, ende onse vaders van allen haren vooruaderen dat si dijn eenich erfdeel sijn souden, ende hebt hen ghedaen, al dat ghi haer belooft haddet.

6

Nv wel aen HERE wi hebben voor v gesondicht, waeromme ghy ons in dye handen onser vianden ghegeuen hebt,

7

daeromme dat wi hare goden gheeert hebben, HERE ghi sijt gherecht,

8

Oock so en laten si haer nyet ghenoegen dat wi bitterlijc ende swaerlijc onder haer benaut ende geuangen sijn, Maer ghi hebt dijne han-

[pagina *]
[p. *]

den gheleget op die handen haerder Goden,

9

Ga naar margenoot+dat si beghinnen wech te nemen dwelcke ghi met dijnen mont geoordineert ende bescheyden hebt, ende wt te roeden dijn erfdeel, te besluyten ende te stoppen den mont der gheenre die v louen, wt te blusschen die heerlicheit ende eere dijns huys ende dijns altaers,

10

ende op te doen den mont der heydenen, te louen die cracht ende duechde der Goden ende den vleesschelijcken coninc hooch te prijsen inder eeuwicheyt.

11

Ga naar margenoot+O HERE en gheeft dijnen scepter niet den ghenen die niet en sijn, dat si ons in onsen iammmer ende ongheual nyet en bespotten, mer keert haer voornemen ouer haer, ende den ghenen die alsulcx ouer ons begonnen heeft, een straffinge, ende set hem tot eenen exempel.

12

Weest onser ghedachtich O HERE, ende thoont v inden tijt van onser benautheit ende onser noot, Sterct mi O du coninc der Goden, ghi heerscapper alles gewouts,

13

gheeft mi een bequaem ende behagelijcke sprake in mijnen monde voor den leeuwe, ende keert sijn herte teghen den hate onser vianden haer te verdoen, ende alle die te verdoen die hem mede gonstich sijn,

14

Mer verlost ons met dijnder hant, ende helpt mi eenige verlatene, die gheene bescherminge noch helper en heuet, dan v alleen HEERE, ghi weet alle dinc,

15

ghy weet dat ic die heerlicheyt ende eere der ongherechter hate, ende dat ic schouwen ende tegenheyt hebbe vanden bedde der onbesnedenen ende aller Heydenen.

16

Ghi kent ende weet mijnen noot, dat ic dat teeken mijnder hoocheyt ende heerlicheyt hate, dwelc ick op mijn hooft drage, inder tijt als ic mi spiegelen ende sien laten moet, ende een verdriet daer af hebbe, als van eenen onreynen doecke, ende dat ic dat niet en drage ter tijt als ic rustich ben ende alleen bi my seluen.

17

Ghi weet ooc dat ic dijn dienarinne aen die tafel Amans noyt gegeten en hebbe, ende dat ic oock noyt gheenen lust noch behagen aen die maeltijden des Conincx gehadt en hebbe, dat ic ooc die drancofferen niet ghedroncken en hebbe,

18

ende dat ic dijn dienarinne noit gheene blijschap ghehadt en hebbe van dien dage aen als ic hier toe ghebracht si, tot desen tegenwoordigen dach toe, dan alleen in v HERE.

O du God Abrahams,

19

O du stercke God ouer alle verhoort die stemme der gheenre die gheene hope meer en hebben, ende verlost ons wt die handen der scalcken, ende verlost mi wt mijnder vreese.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 11


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken