Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Dat .xv Capittel.

1

Ga naar margenoot+EEn saechte antwordt stillet dye gramscap, Mer een hardt woordt verwect verbolgentheyt.

2

Die tonghe der wijsen verchiert die kennisse, der sotten mont schuymt altoos sotheyt wt.

3

Die ooghen des HEREN aenschouwen in allen plaetsen, beyde quade ende goede.

4

Een heelsame tonghe is eenen boom des leuens, Mer een valsche bedroeft dat gemoete.

5

Die sotte lastert die castijende onderwijsinghe zijns vaders, Mer die straffinge behoudt, sal verstandiger worden.

6

Des gherech-

[pagina *]
[p. *]

ten huys heeft groot goet, mer inden incomen des godloosen, is ongeoordineertheyt.

7

Die lippen der wijsen stroyen wt kennisse, Maer der sotten herte en is also niet.

8

Des godloosen offerhande is den HERE een afgrijselicheyt, Maer dat gebet der oprechtere is zijn welbehagen.

9

Des godloosen wech is den HERE een afgrijselicheyt, maer so wie der gerechticheyt na volcht, die wort bemint.

10

Ga naar margenoot+Het is een quade onderwijsinge der geender dye den padt verlaten, Ende so wie die rechte strate hatet, die sal steruen.

11

Helle ende verderffenisse is voor den HERE, Hoe veel meer der menschen herte.

12

Die Ga naar margenoota spotter en bemint den genen niet die hem straft, Ende en gaet niet tot den wijsen.

13

Een vrolic herte maect een vrolic aengesicht, Mer in die becommernisse des herten, wort den geest neder geslagen.

14

Een verstandich herte soect kennisse, dat aensicht der sotten gaet met sotheyt omme.

15

Alle die dagen des allendigen zijn quaet, Mer eenen goeden moet is een dagelicx weerscap.

16

Het is beter een weynich metter vreesen des HEREN, Dan eenen grooten schat daer onruste inne is.

17

Ga naar margenoot+Het is beter een moes gherecht cruyt met liefden, dan eenen ghemesten ossche met hate

18

Een toornich man beroct twist, Mer een verduldige stillet den twist.

19

Den wech des tragen is doornachtich, Maer den wech der oprechtigher is wel ghebaent.

20

Een wijse sone verblijt den vader, Ende een sotachtich mensche beschaemt sijn moeder.

21

Den sotten is die sotheyt een blijscap, mer een verstandich man rechtet sinen ganck.

22

Die ghepeynsen worden te nieute, waer geenen raet en is, Maer waer veel raetgheuers sijn, sijn si stantuastich.

23

Het is eenen blijscap, ist datmen hem haestelic antwoort, Ende een woort tot sijnder tijt is seer lieflic.

24

Den wech des leuens gaet opwaerts cloec te maken, Op datmen schouwe die helle onderwaerts.

25

Die HERE sal dat huys des houaerdigen te stucken breken, Ende sal vast maken die palen der weduwen

26

Ga naar margenoot+Die raden des arghen zijn den HERE een afgriselicheyt, Mer suyuer reden zijn lieflic.

27

Die ghierige verwerret sijn eygen huis, Mer so wie die gheschencken hatet, die sal leuen.

28

Dat herte des gherechten dichtet wat te antwoorden is, Mer den mont der godlooser schuymet quaet wt.

29

Die HERE is verre vanden godloosen, Mer der gherechter ghebet verhooret hi.

30

Vriendelick sien verblijt dat herte, een goet gheruchte maket dat ghebeente vet.

31

Dat oore dat daer hooret die straffinge des leuens sal onder die wijse woonen.

32

Wie castiende onderwijsinge laet varen, die verworpt sine eygen siele, Mer so wie straffinge hooret die wort cloeck.

33

Die vreesen des HEREN is castiende onderwijsinge der wijsheyt, Ende allendicheyt gaet voor die eere henen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 10

margenoota
spotter, dats die valsche leeringhen saeydt voor goede ende voor dat woordt Gods.

margenoot+
C vers 17

margenoot+
D vers 26


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken