Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DEs conincx herte is in die hant des HEREN gelijc waterbeken, ende hi neycht dat, werwaerts hi wilt.

2

Elcken behaecht sinen wech beste, mer die HERE drijft die herten.

3

Doen gherechticheyt ende oordeele, Ga naar margenoot+ is den HERE lieuer dan offerhande.

4

Houaerdige ooghen ende stouten moet, ende die keersse der goelooser is sonde.

5

Die opsetten eens neerstighen brenghen oueruloedicheyt, Maer wie alte iachtich is heeft gebreck.

6

Die schatten vergadert met quader tonghen, dye faelgeren, ende vallen onder die, die den doot soecken.

7

Die roouen der godlooser salse veruaren, want si en wilden niet doen wat recht was.

8

Eens vreemden wech is verkeert, mer wie reyn is, dies werck is recht.

9

Het is beter woonen inden hoecke onder dat dack, dan bi eene kijfachtige vrouwe in eenen wijden huyse.

10

Ga naar margenoot+ Die siele des godloosen wenschet arch, Ende en is den naesten nyet vrienthout.

11

Als dye spottere gestraft wort, so worden die onwetende wijse, ende alsomen eenen wijsen onderwijst, so neemt hi bescheydenheyt ane.

12

Dye gherechtige onderwijst dat huys des godloosen, Maer die godloose houden hen totten archsten.

13

Die sine oore verstoppet voor dat crijsschen des armen, dye sal ooc roepen ende niet verhoort worden.

14

Een heymelike gaue stillet die gramschap, ende een geschencke inden schoot die druystige verbolgentheyt.

15

Het is den gherechtigen een blijschap te doen dat recht is, Maer een vreese den quaetdoenders.

16

Ga naar margenoot+Een mensche dye vanden wech der voorsienicheyt dolet, die sal blijuen inder dooden ghemeynte.

17

Wie gheerne vrolick is, sal ghebreck lijden, Ende wie wijn ende olye bemint en wort niet rijck.

18

Die godloose moet voor den gherechten ghegheuen worden, Ga naar margenoot+, ende die verachters voor die oprechten.

19

Het is beter woonen in woesten lande, Dan bi eenen kijfachtighen ende toornighen wijue.

20

Inden huyse des wijsen is eenen edelen schat, ende olye, Mer een sotte slaet door.

21

Wie der gerechticheyt ende goetheit na volcht, Die vindet dat leuen, gherechticheyt ende eere.

22

Een wijse winnet een stadt der machtiger, Ende hare macht gaet onder van sekerheyt.

23

Wye sinen mont ende tonghe bewaert, Die bewaert sine siele van benautheyt.

24

Dye stout ende vermeten is, heet een spotter, Die toornicheit, ende stoutheyt bewijset.

25

Dat wenschen des luyen doodet hem, want sine handen en wilden niet doen.

26

Ga naar margenoot+Hi wenschet wel daghelicx, Ga naar margenoot+ Maer die gherechte geeft ende en verhoudet niet.

27

Der godlooser offerhande is een vereynsen, Want si worden in sonden geoffert.

28

Een luegenachtige getuyge sal vergaen, mer die hem gheseggen laet, die mach ooc alle wege spreken.

29

Die godlose vaerter metten hoofde door, mer wie oprechtich is, dies wech wort geuordert.

30

Het en helpt geen wijsheyt, geen verstant, geen conste, tegen den HERE

31

Paerden worden wel totten strijtdaghe bereit, maer God moet die victorie gheuen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Pr. xlix i.re. xv c

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 16

margenoot+
ecc. xxi c

margenoot+
D vers 26
margenoot+
pro. iiij.a


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken