Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die straffinghe Babylons

Dat .xiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+DIt is den last oft straffinghe ouer Babel, die welck Iesaia die sone Amoz sach,

2

Heft op een baniere opten hoogen bergen roept stoutelic tegen haer, Werpet die handen op, Laet die princen in trecken door die poorte,

3

Ic hebbe mijnen geheylichden gheboden, ende mijne stercke gheroepen tot mijnen thoorne, die daer vrolijc sijn in mijnder heerlicheydt

4

† Daer is een ghecrijsch van eender me-nichte opten berge, als van een groot volck, Een geroepe als een geruyssche der versaemder conincrijcken der heydeden,

5

die HERE Zebaoth wapent een heyr totten strijde, die wt verren landen comen vanden eynde des hemels. Iae die HERE selfs metten heyre sijns thoorns, om te verderuen dat gansche lant

6

Ga naar margenoot+Daeromme huylet, Want den dach des HEEREN is na bi, Hi coemt als een verwoestinge vanden almachtighen,

7

Daeromme sullen alle handen moede werden, ende dat herte van alle menschen sal verflauwen,

8

veruaernisse, anxte, pijn sal haer ouer comen, Haer lieden sal bangicheyt sijn ghelijc eender vrouwen die in arbeyt ghaet. Die eene sal hem voor den anderen vreesen, ende haer aensicht van vier ontsteken,

9

Want siet, des HEREN dach comt grouwelic, toornich, ende grimmende om dat lant te verdestrueren, ende die sondaers daer wt te royen

10

Want die sterren aenden hemel, ende sijn Orion ende scijnen niet claer, Die sonne gaet verduystert op, ende die mane schijnt doncker *

11

Ick wil dat aertrijc besoecken, om haerder boosheyts wille, ende dye godlosen om haerder onduechden wille. Ende ic wil des hoochmoets der stouten een eynde maken, ende die houaerdie der geweldigher vernederen,

12

alsoo dat een man dierder sijn sal dan fijn gout, ende een mensche weerder dan goutstucken wt Ophir.

13

Daeromme wil ic den hemel beroeren, dat die aerde beuen sal, van haer plaetse, door die gramscap des HEREN Zebaoth, ende door den dach zijns thoorns

14

Ende Babylon sal sijn gelijc als een geiaecht rhee, ende gelijc een cudde sonder koye oft stalle, soe dat een yegelijc tot sinen volcke thuyswaerts keeren, ende een yegelijc tot sinen lande vlieden sal.

15

Daeromme, wye daer gheuonden wort, die sal doorsteken worden, ende so wye daer bi is, die sal door dat sweert vergaen,

16

Daer sullen ooc haer kinderen voor haren oogen verworcht, haer huysen geplondert, ende hare wijuen gescheynt worden.

17

Want siet. Ick wil die Meden ouer haer verwecken, die welcke geen siluer en soecken noch na gout vragen en sullen,

18

mer die iongelingen met boghen doorschieten, ende die vruchten des lichaems niet ontfermen, noch sparen en sullen

19

Also sal Babilonia dat schoonste onder den Conincrijcken, die heerlijcke pomperye der Caldeen, omghekeert worden van God, Ga naar margenoot+ ghelijck als Sodoma ende Gomorra,

20

also datmen voortaen daer niet meer woonen, noch yemant daer blijuen en sal inder eewicheyt, Dat ooc die Arabissche daer geene tenten maken en sullen, ende die herderen daer geene hutkens op slaen en sullen, Maer daer sullen Ga naar margenoot+ Zihim logeren, ende hare huysen sullen vol Ga naar margenoot+ Ohim zijn,

21

ende struysen sullen daer woonen, ende veltgheesten sullen daer danssen ende huppelen, Ende die wlen sullen in hare palleysen singen, ende draecken in hare lustige sloten, Ende haren tijt sal haest comen, Ende hare dagen en sullen haer niet versuymen

22

Want die HERE sal hem ouer Iacob ontfermen, ende Israhel noch wederomme verkiesen, ende haer in haer lant setten.

23

Ende die vreemdelinghen sullen tot haer vlieden, ende den huyse Iacobs aenhangen. Ende die Israeliten sullen die volcken geuangen nemen, ende bringhense thuys in hare plaetse, dat dat huys Israel die volckeren besitten sal, inden lande des HEREN, tot knechten ende maechden,

24

Ende sullen die ghene geuangen houden die

[pagina *]
[p. *]

haer gheuanghen hadden, ende si sullen heerscappie hebben, ouer hare verwinners.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 19

margenoot+
Sichim dat zijn alderhande wilde quade rouende vogelen als sijn struysen griffoenen wlen
margenoot+
Ohim zijn alderley wilde vieruoetige dieren die vanden roof lenen als Leeuwen Beren, ende woluen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken