Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die straffinghe die van Ierusalem ghaen sal. Hoe dat Sobna afgeset ende Eliakim in sijn plaetse ingeset wort.

Dat .xxij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt is den last ouer dat Schoudal. Wat is v lieden dan, dat ghi also op die daken loopt?

2

Ghi waert eene stadt vol gheruchts, een stat vol volcx, een vrolicke stadt, Dijne gheslaghene en sijn nyedt metten sweerde verslaghen, ende inden strijt nyet gestoruen.

3

Mer alle dijne hooftlieden sijn voor den boge wech geweken, ende geuanghen, Alle diemen in v geuonden heeft, die sijn geuangen ende verre geuloden,

4

Daeromme segge ick. Schict v van mi dat ic bitterlijcken weenen mach, En moeyt v niet om mi te troosten, vander verstooringe wegen, der dochter mijns volcx,

5

Want het is eenen dach des ghedruyschs ende vertredens, ende verwerringes vanden HEERE HERE Zebaoth, in dat Schoudal, om des ondergrauens wille, der mueren, ende des gheschreys, aenden berge,

6

Want Elam vaert daer henen met cokers, wagens lieden, ende reysers. Ende Kir glinsterde daer henen met schilden.

7

Ga naar margenoot+Ende het sal geschien, dat dijne wtuercosen dalen vol worden sullen, met wagenen, Ende die ruyters sullen haer legeren voor der poorten.

8

Dan sal den voorhang Iuda opgedaen worden, datmen sien sal in die tijt, tgereetschappe inden huyse des woudts,

9

Ende ghi sult aen die stat Dauids veel gaten sien, Ende ghi sult dat water des ondersten waterloops tsamen vergaderen.

10

Ghi sult die huysen Ierusalems tellen Ghi sult ooc die huysen af breken, dye mueren toe bolwercken,

11

Ende ghi sult eenen put of watergrachte maken, vanden water des ouden waterloops, Ende ghi en sult niet sien op den ghenen die sulcx doet, ende en sult niet mercken op dien die sulcx gedaen heeft, van outs.

12

Daerom sal die HERE, HEERE Sebaoth tot dier tijt laten roepen, datmen weene ende claghe, ende hem scheren late, ende sacken aentrecke,

13

Siet hoe wel datter nv enckel vruechde ende bliscap is, osscen slaen, schapen steken, vleesch eten, ende wijn drincken. Ende ghi segt, Laet ons eten, ende drincken, wi steruen doch morgen.

14

Sulcx is voor den ooren des HEEREN Sebaoth geopenbaert, Wat sout ghy daer toe seggen? Oft v dese misdaet niet vergheuen en soude worden tot dat ghi sterft seyt de HERE HERE Sebaoth,

15

Also spreect die HERE, HEERE Sebaoth. Gaet henen in tot den schatmeester, tot Sebna den hooftmeester ende segt tot hem.

16

Wat hebt ghi hier te doen? wien gaet ghi aen? hoe sijt ghi hier toe gecomen? dat ghi v een graft houwen laet? als een die sijn graft inder hoochten houwen laet, ende als een die zijn wooninge inden steenrootsen laet maken?

17

Siet dye HERE sal v verwerpen, gelijc als een stercke eenen wech werpt, ende hi sal v toescherren oft met aerde bedecken.

18

Ende hi sal v omme draeyen als eenen cloot op een ruym veldt, ende aldaer sulstu steruen. Ende daer sullen uwe costelijcke wagens blijuen, met scande des huys dijns HEREN,

19

Ende ic wil v van uwen staet verstoten, ende ic wil v van dijne officie afsetten.

20

Ende in die tijt wil ic roepen mijnen knecht Eliakim den sone Hilkia,

21

ende ick wil hem dijnen rock aentrecken, ende met dijnen ghordel gorden, Ga naar margenoot+ ende hem dijne macht in sine hant geuen, op dat hi een vader sy der geenre die tot Hierusalem woonen ende des huys Iuda.

22

Ende ic wil die Ga naar margenoota sluetelen des huys Dauids op sine scouderen leggen, dat hi op doe, ende niemant toe en sluyte, Ende dat hi toe sluyte, ende niemant op en doe,

23

ende wil hem tot eenen nagel hechten, aen een hooge plaetse Ende hi sal hebben den stoel ter eeren, in sijns vadere huse,

24

datmen aen hem hange die ganssche heerlicheyt sijns vaders huys, die kinderen, ende kintds kinderen, die gheheele ghereetschappe, cleyn ende groote vaten, beyde drinckuaten ende alderley snarenspel

25

Tot dier tijt seyt die HEERE Sebaoth sal dyen nagel wech genomen worden, die aen die vaste plaetse steect, dat hi breke ende afvalle, ende met den last die daer aen hangt verga. Want die HERE heuet gesproken.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
D vers 21

margenoota
Sluetelen, dat is die autoriteyt ende machte Dauids. apo. iij b


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken