Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die straffinghe des gansschen aertrijcx totten eynde der werelt toe. Daer Cristus ooc af spreect, Matthei int .xxiiij.

Dat .xxiiij. Capictel

1

Ga naar margenoot+SIet die HERE maect dat aertrijcke leech, ende woest, ende hi worpet omme al wat daer in is. Ende hi verstroeyt hare inwoners.

2

Ende het gaet den Ga naar margenoota priesteren effen gelijc als den volcke, den Heere gelijc den knecht. Der vrouwen gelijc der dienstmaecht den cooper, gelijc den vercooper, den ghenen dye op woecker leent, gelijc als den genen die op woecker ontfangt, den maender gelijc als den schuldenaer,

3

Want dat landt sal leech ende berooft sijn. Dye HEERE heeft alsulcx gesproken.

4

Die aerde staet iammerlick ende verderft, den aertbodem neemt af ende verghaet Die hooge des volcx inden lande worden vernielt.

5

Dat aertrijcke is ontheylicht van sinen inwooners. Want si ouertreden die wet, ende veranderen die insettinghen, ende si laten den Ga naar margenootb eewighen verbont varen.

6

Daeromme sal de vermaledidinge dat aertrijc verslinden. Want si hebben gesondicht die daer inwonen. Ga naar margenoot+ Daerom verdorren die inwoners des aertrijckx ende der ouerblijuende sal weynich sijn.

7

Den most verdwijnt. Den wijnstock versmacht. Ende alle die van herten vrolick waren, die versuchten,

8

Die vruechde des hoornkens is stille. Dat iuychen der vrolicker is wt, ende die blijscap der luyten heeft een eynde,

9

Men en drinct den wijn niet meer met sanc, Ende den goeden dranc is bitter den ghenen dien drincken.

10

Die leege stadt is gebroken, alle die huysen sijn toegesloten datter ooc niemant in en gaet.

11

Men roept ende screyt om des wijns wille opter straten. Alle blijschappe is wech, alle genoechte vanden lande is vergaen.

12

Enckel woestheyt is inder stadt gebleuen. Ende de poorten staen woeste.

13

Want het gaet inden lande ende int volcke, effen also als eenen olijfboom afgepluct is. Ende alsmen dan coemt na soecken als den wijn oogste ghedaen is.

14

Die selue opheffen haer stemme, ende sijn blide. Iuychen ouer die heerlicheyt des HEREN vanden meyre,

15

Soo prijset nv den HERE inder valleyen, ende inden eylanden des meyrs, den name des HEREN des Gods Israels.

16

Ga naar margenoot+Wi hooren lofsanc vanden eynde der aerden tot eeren den gerechtigen, Ende ic moet seggen, Hoe ben ic so mager? Mer hoe ben ic so mager. Wee mijns Want die verachters verachten, Ia die verachters verachten stoutelijc,

17

Daerom ghi inwoners comen op v verscrickingen, grachten ende stricken.

18

Ende ofter yemant ontuliet voor dat veruaerlic gescrey, so sal hi doch in die grachte vallen, Ende al coemt hi wt den grachte, so sal hi doch inden stricke geuangen worden, Want die vensteren inder hoochte sijn opgedaen ende die fundamenten der aerden beuen,

19

Het sal den lande qualijc gaen, ende niet gelucken, ende eenen val doen

20

Dat lant sal tuymelen gelijc als een dye droncken is, ende wech genomen worden gelijc als een hutken. Want haer misdaet drucket haer so swaerlic, dat si vallen moet, ende en can niet geblijuen.

21

Ter seluer tijt sal die HERE besoecken die hoge ridderscappen, die inder hoochten sijn. Ende dye coningen der aerden die opter aerden zijn,

22

dat si vergadert worden in een hoopken totten graue, ende besloten werden in eenen kercker, ende na langen tijt weder besocht worden,

23

Ende die Mane sal haer schamen, ende dye Sonne met schande bliuen, Als dye HERE Zebaoth zijn sal opten berch Sion te Ierusalem, ende voor sinen outsten inder heerlicheyt ligghen.

margenoot+
A vers 1

margenoota
Priesters sijn hier ende dicwils in dye scrift, die princen ende ouersten, oft de gene dye die heylighe scrift leeren den volcke.

margenootb
Dat eewich verbont en is niet alleen dat verbont oft wedt Abraham Iacob ende Mosi gegheuen, maer sonderlinge die wedt die in onser herten gescreuen is, door die wet der natueren. Deutero xxviij.

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken