Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vanden goeden gherustigen staet, die sijn sal onder den coninc der gerechticheyt. Hi dreyget den sorgeloosen lieden.

Dat .xxxij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+SIet daer sal een coninck regneren, om die gerechticheyt te doen, ende de vorsten sullen regneren, op dattet recht in sinen ganck gae.

2

Ia dat een yeghelijc sijn sal, als een die voor den windt bewaert is. Ende als een die voor den plasregen verborgen is, gelijc als die waterbeken op drooge plaetsen. Ende ghelijc als die scaduwe van eender grooter steenrootsen inden dorren lande, Ga naar margenoot+

3

Ende der siender ogen en sullen haer niet verblinden, ende die ooren der toehoorders sullen aenmercken.

4

Ende die van cleynen verstande sijn, die sullen subtijlheyt leeren. Ende die stamelende tonghe sal veerdich ende verstandelijck spreken.

5

Een dwaes en sal niet meer ionckheer heeten, noch een vreck mensch heer genaemt worden,

6

want een dwaes spreect van dwaesheyt, ende sijn herte gaet met ongheluc omme, op dat hi geueystheit doe, ende dat hi predicte vanden HERE dolinge, daer mede hi die hongherighe sielen versmacht ende den dorstigen te drincken beneme.

7

Want daer en coemt gheen profijt wt den buydele des vrecken, want hi vint listicheden om te verderuen die allendige met valsche woorden, wanneer hi des armen vonnisse wtspreken sal.

8

Maer dye vorsten sullen vorstelijcke ghedachten hebben, ende daer mede omme gaen.

9

Ga naar margenoot+Staet op ghi Ga naar margenoota stoute vrouwen, hoort mijn stemme, ghi die so sekerlick sijt, neemt ter ooren mine redene

10

Het is om iaer ende dach te doen, so sult ghy seker beuen, want daer en sal geenen wijnoogst sijn, ende daer en sal oock gheen afplucken sijn.

11

O ghi stoute vrouwen, weest versaecht, o ghy sekere beeft. Dat wt trecken ten strijde is na bi, dat naect maken, ende dat ghorden om die lendenen.

12

Men sal clagen om der ackers wille, ia om die lieflijcke ackers, ende om de vruchtbaer wijnstocken.

13

Want op den acker mijns volcx sullen doornen ende dijstelen wassen, daer toe oock in alle ghenoechlijcke huysen, inder vrolicker stadt,

14

Want dye palleysen sullen verlaten worden, ende die menichte inder stadt sal so eenlick sijn, dat ooc dye toornen ende vesten eewige holen sijn sullen. Ende den wilden dieren tot vruechde, Ga naar margenoot+ ende den vee tot weyden,

15

so lange tot dat ouer ons wtghegoten sal worden den gheest wt der hoochte. So sal dan die woestine tot eenen velde werden, ende dat velt voor een wout gherekent worden,

16

ende dat recht sal inder woestenije logeren, ende die gherechticheit opten velde woonen.

17

Ende die vrucht des gherechticheydts sal die vrede sijn, ende het profijt des gherechticheyts sal dye eewige stilte ende sekerheyt sijn,

18

also dat mijn volc in die huysen des vredes woonen sal, in sekerder wooninghe, ende in uwer ruste,

19

Maer den hagel sal vallen van bouen int wout af, ende beneden in die stadt nederwaerts.

20

O wel v lieden, ghi dye saeyt ouer al aenden wateren, want aldaer moecht ghi die voeten der ossen ende der ezelen daer op laten gaen

margenoot+
A vers 1

margenoot+
mat. xiij

margenoot+
B vers 9
margenoota
By die stoute vrouwen verstaetmen die grote weldige steden, ende ander vermaerde brodroncken steden ende plaetsen.

margenoot+
C vers 14


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken