Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hi vermaent haer des verbonts ende vercondicht haer iammer dat haer ghenaect, om dat sijt niet en houden, Ende hi vertrect haer die vrientschap ende weldaden Gods.

Dat .xi. Capiitel.

1

Ga naar margenoot+DIt is dat woort dat tot Hieremiam gheschiede vanden HEERE, Hoort dat woort des verbonts,

2

dat ghijt dien van Iuda ende den borgeren van Ierusalem segghen sult, Ende segt tot haer, Ga naar margenoot+

3

Also seydt die HERE die God Israels, Veruloect moet sijn, so wie niet ghehoorsaem en is, den woorden des verbonts, Ga naar margenoot+

4

dat ic uwen vooruaderen geboot, op dyen dage doen icse wt Egypten lant leyde, wt den Ga naar margenoota yseren ouen. Ende seyde, weest gehoorsaem mijnder stemmen, ende doet ghelijc als ic v gheboden hebbe, So sult ghi mijn volc, ende ic v God sijn,

5

op dat ic houden mach den eedt, dyen ic uwen vooruaders ghesworen hebbe, haer te geuen, een lant daer honich ende melck in vloeyde, ghelijck alst opten dach van huyden blijct. Ic antwoorde ende sprac, HEERE, Ia ic wilt doen.

6

Ga naar margenoot+Ende die HERE seyde tot my. Predict alle dese woorden inden steden van Iuda, ende op die straten te Ierusalem, ende segt. Hoort die woorden des verbonts, ende doet daer nae,

7

Want ic hebt betuycht uwen vaderen, van dien dage aen, dat icse wt den lande Egipti leyde tot op desen dach van huyden. Ende ick betuychdet altoos ende seyde. Weest gehoorsaem mijnder stemmen.

8

Mer si en waren niet gehoorsaem noch si en neychden ooc haer oore derwaerts niet, Mer een yegelijc wandelde na sijns boosch herten goetduncken. Daerom wil ic ooc ouer haer laten gaen, alle dye woorden des verbonts, die ic haer gheboden hebbe te houden, ende si en hebben nochtans daer niet na ghedaen.

9

Ende die HERE seyde tot my, Ick weet wel hoe si haer in Iuda ende te Ierusalem bi een rotten (oft hoopen)

10

Si keeren haer effen gelijc totten sonden haerder vooruaderen, die welcke ooc niet en wouden ghehoorsaem sijn mijnen woorden, Ende volchden ooc andere Goden na, ende dienden haer. Also heeft dat huys Israels ende dat huys Iuda, altoos mijn verbont ghebroken dat ic met haren vooruaders gemaect heb.

11

Daerom, siet, seyt die HERE, Ic wil een ongeluc ouer haer laten comen, dien si niet en sullen mogen ontgaen. Ende als si tot mi roepen, so en wil icse niet verhooren.

12

Laet dan die steden Iuda ende dye borghers te Ierusalem henen gaen, ende totten Afgoden roepen, die si ghewierooct hebben, Mer si en sullen haer niet helpen in haerder noot.

13

Want so menige stadt, so menigen Afgod hebt ghi, O Iuda, Ende so menighe alsser te Ierusalem straten zijn, Ga naar margenoot+ so menighe scandelijcke outaers hebt ghi opgericht om den Baal te wieroocken.

14

Daeromme en bidt voor dit volc niet, Ende en maect geen ghesmeec noch ghebet voor haer, Want icse niet hooren en wil, al bidden si mi in haerder noot.

15

O mijne vrienden wat hebt ghi in mijnen huyse te doen? Sy bedrijuen alle ghadere boosheydt, Ende meenen als oft dat heylich vleesch haer dat soude afnemen (oft ontsondighen) Ende als si quaet doen, so dunct haer dat sijt wel gemaect hebben.

16

Die HERE noemde v eenen groenen scoonen vruchtbaren olijfboom, Maer nv heeft hi met eenen grooten moortgeroep een vier om den seluen aengesteken, alsoo dat sine tacken verderuen moeten,

17

Want die HEEE der heyrscharen die v geplant heeft, die heeft v met een ongeluc gedreycht om der boosheits wille des huys Israels, ende des huys Iuda, die si bedrijuen ende my vertoornen, met haren wieroocken, dwelcke si den Baal doen.

18

† Ende die HERE heeft my gheopenbaert, dat ict weet, ende wees mi haer voornemen, te wetene,

19

Ga naar margenoot+dat si mi als een saechtmoedich lammeken ter slachbanc souden leyden, Want ic niet en wist dat si teghen my eenen raet besloten hadden, ende geseyt. Laet ons den boom met sinen vruchten bederuen, ende hem wt den lande der leuendiger wtroeyen, Ia datmen sijns naems oock nemmermeer meer en ghedencke,

20

Maer ghi O HERE der heyrscaren, du gerechte richter, die die nieren ende dye herten beproeft, Ga naar margenoot+ Laet my doch dijne wrake ouer haer sien, Want ic hebbe dy, mijne sake beuolen. *

21

Daeromme spreect die HERE also teghen die inwoners tot Anathoth, die na dijnen leuen staen, ende segghen. En predict ons niet inden name des HEREN oft ghi moet van onsen handen steruen. Daerom seyt die HERE der heyrscharen also, siet ic wilse besoecken

[pagina *]
[p. *]

hare iongelingen sullen metten sweerde gedoot worden ende hare sonen ende dochteren van honger steruen.

22

Ia datter ooc van haer niet en sal ouerblijuen, Wandt ick ouer die van Anathoth een ongeluc wil laten gaen, int iaer als si versocht sullen worden.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Deute. xxvij Gal. iij Dan. ix

margenoot+
Deu. iiij

margenoota
yseren ouen, dat is die wtwendighe tribulatie van Egipten, men verstaet daer ooc door, die benaude conscientie, dye sonder dat woordt gods is iij.regum. viij.

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 19

margenoot+
eccl. xv.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken