Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dye HERE slaet den prophete sijn bede af, dye hi voor dat volc gedaen hadde. Ende hi antwoort hem op sijn claghe.

Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprack tot mi. Oft scoon Moses ende Samuel voor mi stonden, so en hebbe ic nochtans gheen herte tot desen volck, Drijftse wech van my ende laetse henen varen,

2

ende als si segghen Waer sullen wi henen So segt tot haer. Aldus seit die HERE, Een deel totter doodt, een deel totten sweerde, ende een deel totten honger, ende een deel inder geuangenissen.

3

Want ic wilse besoecken met vierderley plaghen, seyt die HEERE, met den sweerde, dat si ghedoot worden, metten honden diese verschoren sullen, metten voghelen des hemels, ende metten dieren opter aerden, dat si verslonden, ende verdaen worden.

4

Ende ic wilse in alle conincrijcken herwaerts ende gintswaert laten drijuen, om Manasses wille, des soons Iehiskia des conincx Iuda, om tgheen dat hi te Hierusalem bedreuen heeft.

5

Wie sal dan dijnre ontfermen O Hierusalem? Ga naar margenoot+ Wie sal dan medelijden met v hebben. Wie sal dan henen gaen, om die vrede te verweruen?

6

Ghi hebt mi verlaten, seyt die HERE, ende ghi sijt mi af gheuallen. Daeromme heb ic mijn hant wtgestrect tegen v, dat ic v verderuen soude. Ic ben des ontfermens moede.

7

Ic wilse metten wanne te lande wt wannen Ende ic wil mijn volc, dat hem van sinen wesen niet bekeeren en wil, tot enckel weesen maken, ende verdoen.

8

Ende daer sullen onder haer meer weduwen worden dan zantds aender zee is. Ick wil ouer die moeders der

[pagina *]
[p. *]

ionger gesellen laten comen eenen openbaren verderuer, ende met dien die stadt bottelijc ende onuoorsiens laten oueruallen.

9

Ia dat ooc die seuen kinderen heeft sal ellendich sijn, ende van thertsen leedt suchten. Want hare sonne sal biden hooghen dage onder gaen, so dat beyde haren lof ende vruechde een eynde hebben sal ende die ouergebleuene wil ic den sweerde geuen voor hare vyanden, seyt die HERE.

10

Och mijn moeder dat ghi mi oyt ter werelt voort gebrocht hebt, ouer den welcken alle man seer roept inden ganschen lande. Hoe wel ic nochtans nyemanden op woecker geleent en hebbe, noch van nyemanden op woecker genomen en hebbe, nochtans vloecken mi alle menschen.

11

Ga naar margenoot+Die HERE seyde, Wel aen. Ick wil van v sommige ouer behouden, want het sal weder goet worden. Ende ic wil v te hulpe comen inden noot ende ancxste, onder die vyanden.

12

Scadicht ooc dat een yser dat andere, oft dat een metael dat van noorden coemt, den anderen.

13

Mer ic wil eerst v goet ende scatten tot eenen roof geuen, dat ghi ooc daerom niet oorlogen en sult ende dat al om dijnder sonden wille die ghi in allen uwen frontieren des lants bedreuen hebt.

14

Ende ick wil v tot uwen vianden brengen, in een lant dat ghi niet en kent, Want dat vier is ouer v in mijnen toorne ontsteken.

15

Och HERE ghi wetet, gedenct onser, ende neemt ons ter herten, Ende wreect ons aen onsen veruolgers Neemt ons op, ende en vertrect uwen thoorne niet ouer haer, want ghi weet dat wi om dijnen wille versmaetheyt liden.

16

Mer dijn woort onderhout ons na den mael dat wijt gecregen hebben, ende dat selue dine woort is onser herten vruechde ende troost. Want wi zijn ymmer na dijnen name genoemt. O HEERE God Sebaoth (oft der heyrscaren)

17

Wi en versellen ons niet metten spotters, noch en verbliden ons niet met haer. Maer wi blijuen allene wt vreese dijnder hant. Want ghy sijt seer gestoort op ons.

18

Waerom duert doch ons verdriet so lange? sijn onse wonden so seer quaet datse niemant geheelen en can? Sijt ghi dan ons geworden, als een fonteyne, die niet meer loopen en wil?

19

Daerom seyt die HERE also. Keert ghi v weder tot miwaerts, so wil ic mi tot uwaerts voegen. Ende ghi sult mijn predicant bliuen. Ende in dien ghi die oprechte leert, dat si haer vanden bosen lieden af sceeden, so sult ghi mijn leeraer sijn, Ende eer ghi tot haer sout vallen so moeten si eer tuwaerts vallen.

20

Want ic heb v teghen dit volc tot eenen stercken ende metalen muere gemaect Ende oft si tegen v streden, so en hebben si doch aen v niet Want ic ben bi v, dat ic v helpe, ende verlosse spreect die HERE,

21

ende ic wil v ooc wt die hant der houerdiger verlossen, ende v ontsetten wt der hant der Tyrannen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
D vers 11


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken