Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die HERE verbiet den propheet, dat hi op die plaetse gheen huysurouwe en neme, noch ooc nergens geen gheselscappe met haer en hebbe, want hi wilse straffen, van die verstooringe der Ioden, ende die roepinge der heydenen.

Dat .xvi. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde des HEREN woort gheschiede tot mi, ende sprack.

2

Ghy en sult op dese plaetse gheen wijf nemen ende noch sonen noch dochteren winnen, ende op voeden.

3

Want dye HERE spreect also vanden sonen ende dochteren, die in dese plaetse geboren worden daertoe ooc van haren moederen diese baren, ende van haren vaderen diese op brengen in desen lande.

4

Si sullen van crancheden steruen ende noch beclaecht, noch begrauen worden, mer si sullen mest worden opten lande. Ende daer en bouen doort sweert ende den honger vergaen. Ende haer lichamen sullen een spijse (oft aesch sijn) den vogelen des hemels, ende den beesten opter aerden.

5

Want also seyt de HERE, Ghi en sult tot haer niet ingaen, daer si tsamen comen te claghen, ende te weenen, noch medelijden met haer hebben. Want ic minen vrede van desen volcke wech genomen hebbe, seydt die HERE, tsamen met mijnder genaden ende bermherticheit,

6

also dat ooc beyde groot ende cleene steruen sullen in desen lande ende niet begrauen noch beclaecht en sullen worden. Ende dat niemant om haer lieden wille sijn hayre wt en sal rucken.

7

Ende men en sal ooc gheen broot wt deelen ouer die clage, om haer te troosten ouer die lijcken, noch ooc wt den troostbeker te drincken geuen, ouer vader ende moeder.

8

Daerom en sulstu ooc in geen herberge gaen, dat ghi bi haer sitten noch eten noch drincken en sult

9

Want also spreect die HERE der heyrscharen God Israels, siet, Ick wil op dese plaetse wech nemen, voor uwen ooghen, ende bi uwen leuen, die stemme der vruechden ende der genoechten, die stemme des brudegoms ende des bruyts.

10

Ga naar margenoot+Ende als ghi sulcx alle tot desen volcke geseyt hebt, ende dat si tot v spreken. Waerom seit die HERE ouer ons alle dit groot ongeluc? welc is die misdaet ende sonde? daer mede wi tegen den HERE onsen God gesondicht hebben?

11

So sulstu seggen, Daerom dat uwe vooruaders mi verlaten, seit die HERE, ende andere goden geuolcht hebben, denseluen gedient ende aengebeden hebben. Mer mi hebben si verlaten, ende mijne wet en hebben si niet gehouden

12

Ende om dat ghi noch ergher doet dan uwe vaders, want siet een yegelijc leeft na sijn boosch herten goet duncken, also dat ghi mi niet gehoorsaem en sijt,

13

daeromme wil ic v wt desen lande stooten, in een lant, daer af noch ghi noch uwe vaders en wetet. Ende aldaer sult ghy andere goden dyenen dach ende nacht, ende daer en sal ic v gheen genade bewisen.

14

Ga naar margenoot+Daeromme siet, die tijt coemt seyt de HEERE datmen niet meer seggen en sal. Ga naar margenoot+

15

So warachtelick als die HERE leeft, die die kinderen Israhels wt Egypten gheleyt heeft. Maer soe warachtelijck als die HERE leeft, die die kinderen Israels gheleyt heeft wt den lande vanden noorden herwaerts, ende wt alle landen (derwaerts dat hijse verstoten hadde Want ic wilse weder brengen in dat lant dat ic haren vooruaderen gegeuen hebbe.

16

Siet, ic wil veel Ga naar margenoota visscers wt seynden, seyt de HERE, diese vanghen. Ende daer na wil ick veel iaghers wt seynden, die sullense vanghen op alle bergen, op alle houelen, ende in alle steenrootsen,

17

want mine oogen sien op alle haer wegen, also dat si haer voor my niet verbergen en connen, ende hare misdaet en is voor mijnen oogen niet verborgen

18

Mer haer sonden ende misdaet wil ic eerst dubbel betalen, daeromme dat si mijn landt metten doode lichamen haerder afgoderie ontsuyuert, ende mijn erfdeel met haren grouwelen vol gemaect hebben

19

O HERE du bist mijn stercte ende cracht, Ga naar margenoot+ ende mijne toeulucht inder noot. Die heydenen sullen tot v comen vanden eylanden der werelt ende seggen. Onse vaders hebben valsche ende ydele Goden gehadt die niet gehelpen en connen.

20

Hoe soude een mensche Goden connen gemaken, die geen Goden en sijn? Daeromme siet, Nv wil icse leeren, ende mine hant ende gewalt haer kennelijc maken, dat si weten sullen, dat ic heete die HERE.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 14
margenoot+
rom. viij. Pro. iiij. he. xxix.

margenoota
Bi die visschers worden gefigureert de apostelen, ende alle oprechte predicanten. Mat. iiij

margenoot+
hebr. xi.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken