Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Sedekias die coninck vraghet Ieremiam om bescheet, doen die stadt vanden vianden beleghert was, hi gheeft Sedekie antwoort wt den monde des HEREN.

Dat .xxi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIt is dat woordt des HEEREN dat gheschiet is tot Hieremiam, doen dye Coninck Zedekias tot hem sandt Passhur den sone Malchie, Ga naar margenoot+ ende Zephaniam, den sone Maasie den priester, ende dede hem segghen,

2

Lieue vraecht doch den HERE van onsent wegen om raet, Want NebucadNezar die Coninc tot Babilonien heeft ons belegen, dat die HEERE doch met ons doen wille na alle sine wonderlijcke wercken, op dat hi van ons af toghe.

3

Hieremias sprack tot haer,

4

segt Zedekie alsoo, Dit seyt die HERE die God Israels, Siet, Ic wil die oorloochs wapenen te rugghe keeren, die ghy in uwe handen hebt, waer mede ghi strijt tegen den coninc te Babel, ende tegen die Chaldeen, die v buyten aender mueren beleghen hebben, ende ic wilse te hoope vergaderen midden inder stadt,

5

Ende ic wil tegen v strijden met eender wtgherecter handt, ende met eenen stercken arme met grooter gramschappen, verbolgentheyt, ende onghenade.

6

Ende ick wil die borghers deser stadt verslaen, beyde menschen ende beesten, alsoo dat sy steruen sullen, door een groote pestilentie,

7

Ende daer na seyt dye HEERE, wil ick Zedekia den coninck Iuda met sinen knechten ende den volcke, dwelcke in deser stadt vander pestilencie, sweerde ende den hongher ouer blijuen sal, gheuen in dye handen NebucadNezars des Conincx tot Babylonien, ende in die handen haerder vianden, ende in die handen der gheenre die na den leuen staen, dat hijse met die scerpte des sweerts also verslae, dat gheen medelijden noch sparen, noch ghenade daer en si.

8

Ende segt desen volcke, Also spreect die HERE Siet, Ick legghe v voor den wech des leuens, ende den wech des doots, Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+

9

Soo wie in deser stadt blijft, die sal moeten steruen, tsy metten sweerde oft honger, oft metter pestilentie, ende die daer wt gaet totten Chaldeen, die v beligghen, die sal leuendich blijuen, ende hy sal sijn leuen (oft siele, voor een buete behouden,

10

Want ic hebbe mijn aensicht ouer dese stadt geuesticht haer te plaghen, ende gheen goet te doene, seyt die HERE Si moet den Coninck tot Babylonien ouer gegeuen worden, op dat hijse metten viere verberne.

11

Ende hoort des HEREN woort vanden huyse des conincx Iuda. O du huys Dauids, Alsoo spreect die HERE.

12

Houdt des morgens een gericht (oft gedinge) ende verlost den beroofden van dat foortselic ghewout op dat mijn gramscappe niet wt en breke als een vier, ende alsoo berne dattet nyemant gheblusschen en can, ende dat om uwer booser weghen wille.

13

Siet, spreect die HERE, Ic segghe v lieden die wonest inden dalen, in de steenrootsen, ende op die effene velden, ende sprekest. Wie wil ons oueruallen? Oft wie wil in onse vaste wooninghe comen?

14

Ick wil v lieden besoecken seyt die HERE, na die vruchten uwer wercken, Ic wil een vier aensteken in uwe bosschagien, dat sal verslinden al tghene dat rontsomme v is.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
i.re xvij f. iiij.Reg xxij.

margenoot+
B vers 8
margenoot+
Ios. xiiij de. xxx.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken