Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een verhalinghe, hoe dat Hierusalem beleghen gewonnen ende in ghenomen is.

Dat .lij. Capittel

1

Ga naar margenoot+EEnentwintich Iaer was Sedekias out, doen hi Coninck wert, Ga naar margenoot+ Ende hy regeerde elf iaer tot Hierusalem, Sijne moeder hiet Hamital, een dochter Hieremie tot Libna,

2

ende hi dede dat den HERE niet wel en behaechde, gelijc als Ioakim ghedaen hadde,

3

want den toorne des HEREN ginc ouer Hierusalem ende Iuda, tot dat hise van sinen aensichte verworp. Ende Sedekias viel af vanden coninc tot Babel. Ga naar margenoot+

4

Mer inden negenden iare sijns Cinincxrijcx inden thienden daghe der thiender maent, soo quam Nebucad Nezar die Babyloonsche coninc met alle sinen heyre, tegen Hierusalem, ende belegherdese, ende maecte een scantse daer rontomme,

5

Ende die stat bleef also belegert tot inden elfsten iare des Conincx Sedekie.

6

Maer inden negenden dage der vierder maent so nam den honger die ouerhant inder stadt, Ende dat lantvolc en hadde niet meer te eten.

7

Doen vielmen in die stadt, Ende alle die crijschlieden gauen de vlucht, ende si togen snachts ter stadt wt, door den wech der poorten, tusscen die twee mueren totten hof des conincx.

8

Ende die Chaldeen lagen rontom die stadt. Ende doen dese togen des weges door tvelt, soo veruolchde dat Chaldeesche heyr den coninc, ende grepen Sedekiam int velt bi Hiericho. Doen verstroyde alle sijn heyr van hem,

9

ende si vingen den Coninc, ende brachten hem op, totten Babiloonschen Coninc tot Riblath die inden lande Hemath leget. Die selue sprac een oordeel ouer hem.

10

Ende die Babiloonsche coninc dede aldaer sine kinderen voor sinen oogen doorsteken, Ende alle sine Vorsten Iuda dede hi dooden, tot Riblath,

11

ende dede hem die ogen wtsteken, ende met twee ketenen binden Ende also voerde hem die Babiloonsche coninck tot Babylonien, Ende leyde hem in die geuangenisse tot dat hi sterf

12

Ga naar margenoot+Inden tienden dach der vijfster maent, dwelcke is dat negentiende iaer Nebucad Nezars des Babyloonscen Conincx, soo quam Nebusar Adan die hooftman die altijts ontrent den Coninc tot Babylonien was, tot Hierusalem,

13

ende verbrande dat huys des HEREN, ende ooc des conincx huys, ende alle die huysen tot Hierusalem. Alle costelike tymmeragien verbernde hi metten viere.

14

Ende dat ganssche heyr der Chaldeen die byden hooftman waren, braken alle die mueren Hierusalems, rontomme.

15

Ende dat arm volc, ende dander volc, dat noch ouerghebleuen was inder stadt, Ende die totten Babiloonschen coninc gheuallen waren, Ende oock dat ouergebleuen ambachts volc, voerde NebuzarAdan, die hooftman gheuanghen wech.

16

Maer dat arme lantuolc liet NebusarAdan dye hooftman daer blijuen, als die wijngaerdeniers ende dye ackerlieden.

17

Maer dye metalen pylaernen inden huyse des HEREN, ende dat ghestoelte, ende die metalen zee, inden huyse des HEREN braken dye Chaldeen aen stucken. Ende si voerden alle dat selue metale

[pagina *]
[p. *]

tot Babilonien,

18

Ende ketelen, crauwelen, lepelen, beckens vleeschpotten ende alle metalen oft coperen vaten dyemen inden dienste Gods plach te ghebruycken, die namen si wech.

19

Ga naar margenoot+Daer en bouen nam die Hooftman al dat gulden ende silueren was, die vierpannen, wyeroocuaten, candelaers, schalen, bekers, beckens, potten messen.

20

Die twee calomnen, die metalen zee, die .xij. metalen runderen, die onder dat ghestoelte stonden welcke die Coninck Salomon hadde doen maken, inden huyse des HEEREN. Ende tmetael ofte coper alle deser vaten was so veel, dattet niet te wegen en was.

21

Die twee calomnen waren een yegelic achtien ellen hooch. Ende een snoer twaelf ellen lanck ghinck daer rontomme. Ende de dicte was vier vinger rontomme, ende binnen hol,

22

ende daer stont op elcke coorde eenen metalen knoope, vijf ellen hooch. Aenden knoopen waren boorden, ende granaet appelen waren aen elcken knoope rontomme, ende al van enckelen metale. Ende dye een calomne was als die andere. Ende ooc die granaet appelen. Ende der granaetappelen waren ses ende tnegentich daer,

23

ende al der granaet appelen waren hondert, dye hingen rontomme (inder lucht) recht als aen eenen boorde.

24

Ende die hooftman nam ooc den ouersten Priester Seraia, ende ooc den Priester Zephaniam, dye nae hem die ouerste was, ende drie die ouer de kiste Gods bewaerders waren,

25

Ende eenen camerlinc nam hi wt der stadt, die ouer dat crijschuolc geset was, Ende seuen mannen die altijts biden coninc sijn moesten, dye inder stadt geuonden waren. Ende daer toe Sepher den Monstermeester die tvolc monsterde, ende inscreef Daer en bouen tsestich mannen landtvolcx, dye inder stadt ghegrepen worden.

26

Ga naar margenoot+Dese nam NebuazrAdan dye Hooftman, ende brachtse den coninc van Babilonien tot Riblath.

27

Ende die Babiloonsche coninck liet dese tot Riblath inden lande Hemath dootslaen.

28

Also wert Iuda wt sinen lande geuanghen ende wech geuoert

Dit is die somme des volcx, dat NebucadNezar wech geuoert hadde.

Índen seuenden iare sijns rijcx, drie duysent, ende vierentwintich Ioden.

29

Inden achthienden iare des selfs NebucadNesars achthondert ende tweendertich sielen, oft menschen wt Hierusalem.

30

Inden drientwintichsten iare des Nebucadnesars voerde NebusarAdan de hooftman geuangen wech seuenhondert ende .xlv. menschen wt Iuda.

Die geheele somme aller geuanghenen is vier duijsent ende seshondert.

31

Inden seuenendertichsten iaer na dien dat Ioachim die Coninc van Iuda wech geuoert was opten vijf ende twintichsten dach der tweelfster maent, doen begracide EuilMerodach die Babiloonsche coninck, inden iare als hi coninc wert Ioachim den coninck Iuda weder, ende liet hem wt der geuangenissen,

32

ende sprac vriendelic met hem, ende hi stelde sinen stoele ouer de stoelen der andere coningen, die by hem tot Babel geweest sijn.

33

Hi veranderde hem ooc die cleederen sijnder geuangenissen, Ende hi adt ooc bi hem al sijn leuen lanck. Ende hem wert een eewige onderhoudinge ghegeuen vanden coninc tot Babel, gelijck alst hem geordineert was, sijn geheele leuen lanc, tot dat hi sterf.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
iiij.reg. xxiiij.

margenoot+
iiij.reg. xxv

margenoot+
B vers 12

margenoot+
C vers 19

margenoot+
D vers 26


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken