Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Een hertelic aenroepen ende bidden tot God inder gheuanghenissen, ende een vermaninghe totten volcke om beteringhe ende bekeeringhe.

Dat .iij. Capittel.

1

ENde nv O HEERE, almachtighe God Israhels, Ga naar margenoot+ onse siele die in ancxste is,

2

ende onsen gheest dye becommert is, roept tot v, O HERE verhoort ende ontfermt onser, want du bist een barmhertighe God, Ontfermt v onser, want voor v hebben wy gesondicht,

3

du blijft inder eewicheydt, Sullen wi dan gansch vergaen?

4

O almachtige HERE God Israels, hoort nv dat gebet der dooden Israliten, oock dat gebet haerder kinderen die voor v ghesondicht hebben, ende die der stemmen des HEREN haers Gods niet gehoort en hebben, van welcx wegen ons al dit ongeluc aenhangt.

5

Ach HEERE en ghedenct niet op onser vaderen misdaet, Maer weest gedachtich dijnder macht, ende dijns naems tot deser tijdt,

6

want du bist die HERE onse God, v HERE willen wi louen,

7

Want daeromme hebtstu dijn vreese in onse herten gegeuen, dat wi dijnen name aenroepen, ende v in onse gheuangenisse souden louen, Ende dat wi vander boosheyt onser vaderen ons bekeeren, die voor v ghesondicht hebben,

8

siet huydensdaechs liggen wy in onse gheuangenisse, want ghi hebt ons verstroyt tot versmaetheyt, tot vermaledidinge, ende tot sonden, gelijck als ooc onse vaders, die van v afghetreden sijn, ende om haerder sonden wil vergaen sijn.

9

O Israel hoort die gheboden des leuens, merckt met dijnen ooren daer op, ende leert wijsheyt,

10

Wan comet O Israel? dattu inder vianden landt bist? Ga naar margenoot+ in een vreemt lant bistu vercout, ende metten dooden veronreynicht,

11

Du bist den ghenen ghelijc, die inden grauen henen af varen.

12

Daer wt comet, om dat ghi die fonteyne alder wijsheyt verlaten hebt,

13

want hadtstu op Gods wegen gewandelt, so waerstu vrolic ende seker inden lande gebleuen.

14

Daeromme leert waer dat voorsichticheyt is, waer dat die duechde is, verstant is, op dat ghi weet van waer dat comen, dat langhe leuen, neeringhe, dat licht der oogen, ende vrede,

15

Wye heeft haer plaetse ye geuonden, Wie is in sinen schat ye gecomen.

16

Waer sijn die Vorsten der Heydenen, ende die ghene die ouer die beesten opter aerden heerscappie hebben?

17

Die metten vogelen des luchts haer spel ende genoechte houden? Die siluer ende gout (daer die menschen haer hope op setten) te samen leggen, ende haer vergaderen en heeft geen eynde?

18

Waer sijn die henen gheuaren? die dat siluer smeden ende sorchuuldich waren, ende en mochten nochtans haer werck niet volbrengen?

19

Sy

[pagina *]
[p. *]

sijn wtgheroeyt, ende ter hellen gheuaren, ende in haer steden sijn ander ghecomen.

20

Die iongen hebben dat licht ghesien, si hebben opt aertrijcke ghewoont, Maer die weghen der rechter const ende wijsheyt en hebben si niet ghekent,

21

haren padt en hebben si nyet verstaen, hare kinderen en hebben ooc dye castijdinghe niet aenghenomen, Ia verre is si van haer.

22

Men en heeftse inden lande Canaan niet ghehoort, tot Theman en is si niet ghesien gheweest.

23

Ga naar margenoot+Die Agarenen ondersoecken die voorsichticheydt ende wijsheyt, Mer alleen aertsche, als die ghene die cooplieden, ende hanteerders sijn inden lande. Dye van Theman sijn ooc constenaers, ende arbeyden na wijsheyt ende verstant. Ga naar margenoot+ Maer den wech der warachtiger wijsheyt en hebben si noyt gekent, ende hare paden en gedencken si nemmermeer. O Israhel hoe groot is dat huys Gods?

24

Hoe is die plaetse sijnder besittinghe so groot,

25

Groot is hi, ende en heeft gheen eynde, hooch, ende onmetelic.

26

Waer sijn nv die vermaerde ruesen? die inden beginne waren. Groot van lijue, ende welgeleerde crijschlieden?

27

Mer die HERE en had dye niet wtuercoren, die en hebben ooc den wech der waerachtiger wijsheyt niet geuonden, daeromme sijn si ooc vergaen.

28

Want aengesien si geen wijsheit gehadt en hebben, so sijn si van haerder dwaesheyt weghen vergaen.

29

Wie is inden hemel opgeclommen? die de wijsheit daer ghenomen heeft, ende met hem hier af gebracht heeft?

30

Ga naar margenoot+Wie is ouer die zee geuaren dat hise geuonden ende ouer dat wtgelesen gout aenghenomen, ende herwaerts gebracht heeft?

31

Daer en is niet een die den wech der wijsheyt weet, Ga naar margenoot+ Ende daer en is ooc niemant die na hare straten vraechde,

32

maer die ghene die alle dinc weet ende kent, die kentse, ende die heeftse ooc met sijnder voorsichticheyt gheuonden.

Dat is die, die welcke die aerde van tbeginne gereet, Ga naar margenoot+ ende haer met beesten ende dieren besedt heeft,

33

Ende als die selue dat licht laet wtgaen, so gatet, Ende als hijt wederroept so ist hem met beuen gehoorsaem.

34

Die sterren staen op haerder hoede, ende lichten, ende dat met vruechden. Als hise roept so spreken si. Hier sijn wi,

35

ende lichten den ghenen diese gheschapen heeft met lust,

36

Die is onse God, ende behaluen hem, en sal geen gehouden worden,

37

Die heeft alle wijsheyt geuonden, ende hi heeftse Iacob sinen dienaer gegeuen, ende Israel sinen gheminden. Ga naar margenoot+

38

Nadien heeft hy hem opter aerden laten sien, ende heeft byden menschen gewoont.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 10

margenoot+
D vers 23
margenoot+
deut. iiij. Hie. xxiij psa. liiij.

margenoot+
E vers 30

margenoot+
Iaco. i

margenoot+
Gene. i.

margenoot+
Ioan. i


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken