Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die ontrouwe des Conincx Sedekie die wort hier met verborghen woorden ghestraft, om dat hi heymelick metten Egypschen coninck ouer comen was, ende hulp van hem begeerde, Hy propheteert van dat nyeuwe volc, dat door Christum geplant is.

Dat .xvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEREN woort gheschiede tot mi, ende sprac,

2

Du menscen kint. Ga naar margenoot+ Legt den huyse Israels een raetsel voor, ende een ghelijckenisse, ende segt,

3

Also seit de HERE God, Een groot Ga naar margenoota aernt met groote vlogelen, ende lange vloghel vederen, ende vol pluym vederen, bont, ghespickelt, ende met verscheyden verwen, die quam op Libanon, ende hi nam dye tacken vanden Cederboomen, ende hi brac dat ouerste vanden tacken af,

4

ende hi voerdet inder cooplieden lant int lant Canaan, ende hi sette dat in die stadt, daermen die comenscap hantiert,

5

Hi nam ooc saet wt den seluen lande, ende hi saeyde dat in dat selue goede lant daer veel waters is, ende hi maecte hem tot eenen wachter,

6

ende hi wies, ende werdt eenen grooten wijnstoc, nochtans den stamme wies nederwaerts, want sine wijngaerts rancken bogen haer nederwaerts tegen sine wortelen. Ende also wert eenen wijnstoc, die spruyten creech ende bladeren.

7

Ende doen was daer een ander groote aernt met groote vlogelen, ende veel vederen, Ende siet, dye wijnstoc hadde een verlangen, om sijnder wortelen wille, tot desen aernt, ende hi strecte sijn rancken ende spruyten wt tot hemwaerts, op dat hi hem sine voren soude wateren,

8

Ende hi was nochtans geplant in eenen vruchtbaren gront, bi veel wateren, dat hi met rechts wel hadde mogen voortbrengen spruyten, tacken, ende vrucht dragen ende eenen heerlicken wijnstoc worden.

9

Daeromme segt nv, Alsoo seyt dye HEERE God, Sal die wijnstoc voorspoet hebben? Iae men

[pagina *]
[p. *]

sal sine wortelen wtroeyen, ende sine vruchten af breken ende alle sine groene spruyten ende rancken sullen verdroogen, Ia datse verdorren. Ende ten sal niet gescieden door eenen grooten arme, ende veel volcx, dat hi van die wortelen ende rancken wech geuoert worde, Siet, hi is geplant, Mer sal hi ooc aender planten geluc hebben?

10

Ia so haest als hem den oosten wint aenwaeyt, so sal hi verdorren op sine voren.

11

Ga naar margenoot+Ende des HEREN woort geschiede tot my, ende sprac.

12

Lieue, segt doch totten wederspannigen volcke, En weet ghi niet wat dat is? Ende segt, Siet de Babiloonsche coninc quam tot Hierusalem, ende hi nam haren coninc ende hare vorsten, ende voerdese wech tot Babilonien.

13

Ende hi nam vanden coninclijcken sade, ende maecte een verbont met hem, ende nam eenen eedt van hem.

14

Maer die princen des lants nam hi wech, op dat also dat conincrijc soude verootmoedicht blijuen, ende hem niet weder opheffen, dat also sijn verbont gehouden worde ende vast blijuen soude.

15

Maer dat selue saet viel van hem af, ende sant sine legaten in Egipten, datmen hem paerden ende veel volcx seynden soude, Salt dien wel gelucken? Sal hi ooc ontulieden mogen? die sulcx doet?

16

Ende soude die, die also dat verbont breect, ontcomen? So waerlic als ic leue seit die HERE God. In die selue plaetse des conincx, die hem tot eenen coninc geset heeft, wiens eet hi veracht, ende welcx verbont hi gebroken heeft aldaer sal hi steruen, te wetene, tot Babel.

17

Ooc en sal hem Pharao nyet bi staen inden strijde, met een groot heyr ende veel volcx Alsmen die schantsen maect, ende dat bolwerc op recht om veel lieden ter doot te brengen.

18

Want aenghesien dat hi den eedt veracht, ende tverbont gebroken heeft. Waer op hi sijn hant ghegeuen hadde, ende sulcx alle doet, daeromme en sal hi niet ontcomen moghen.

19

Daerom spreect die HERE God also. So waerlic als ic leue, so wil ic minen eedt die hi veracht heeft, ende mijn verbont dat hi gebroken heeft, op sinen cop brengen

20

Want ic wil mijn net ouer hem werpen, dat hi in mijn garen moet geuangen worden, ende ic wil hem tot Babel brengen, ende wil aldaer met hem rechten, om des wille dat hi hem also aen mi ontgaen heeft.

21

Ende alle sine vluchtige, die hem aenhingen, die sullen door tsweert vergaen, Ende haer ouergebleuen sullen in alle winden verstroyt worden Ende hi salt beuinden, dat ict die HERE gesproken heb

22

Ga naar margenoot+Also spreect die HERE God, Ic wil ooc eenen tack van eenen hoogen Cederboom nemen, ende dien bouen van sine tacken breken, ende wil hem op eenen hooghen berch planten, te weten, opten hoogen berch Israels, wil ic hem planten, dat hi tacken crijge,

23

ende vruchten brenge, ende eenen grooten Cederboom worde, also, dat alderley vogelen onder hem, ende onder die schaduwe sijnder tacken woonen, ende bliuen mogen.

24

Ende alle die Ga naar margenootb boomen opten velde sullen beuinden, dat ic die HERE den hoogen boom vernedert, ende den vernederden boom verheuen hebben, Ende den groenen boom wtgeroeyt, ende den dorren boom groene ghemaect hebbe, Ic die HERE spreect, ende doet oock.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
mat. xij.

margenoota
Bi desen grooten aernt, met grote vlogelen wordt verstaen die coninc van Babilonien met sijn groote heyrcracht.

margenoot+
B vers 11

margenoot+
C vers 22

margenootb
Bi de boomen, verstaetmen de princen ende ouerhoofden ende leeraers die bouen dat ghemein volck gheacht sijn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken