Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier wort die voorsichticheyt ende die verkiesinge Gods geleert, Ende waeromme dat hi die gerecht sijn, ende afuallen straft Ende daer tegens die boose, als si van haerder boosheyt aflaten in ghenaden neemt, ende haerder sonden niet meer en ghedenct, Ende dat hi hier inne niet onrechtuerdich en is.

Dat .xviij. Capittel

1

† ENde dwoort des HEREN gheschiede tot mi, ende sprac.

2

Wat meent ghi lieden onder v inden lande Israel, met dit spreecwoort? ende segt, Dye vaders hebben onrijpe druyuen gheten, ende der kinderen tanden sijn stomp, hoornich, ofte sleewich daer van.

3

So waerlic als ic leue, spreect de HERE God Sulcken spreecwoort en sal niet meer onder v gaen in Israel,

4

Want siet, alle sielen sijn mijn, Des vaders siele is so wel mijn als des soons siele. So wat siele oft mensche die sondicht, die sal steruen.

5

Als nv een mensche oprecht is, Ga naar margenoot+ Die recht ende wel doet,

6

Die op de bergen niet en eet Die sine oogen niet op en heft totten beelden des huys Israhels, Ende dye sijns naesten wijf niet en besmet, noch en beslapet, Ende die byder vrouwen niet en leget in haerder crancheit

7

Die nyemant scade en doet, Die sinen sculdenaer sinen pant weder geeft, Die niemanden dat sine met ghewalt af neemt, die den hongherighen sijn broot mede deelt, Die den naecten cleet, Ga naar margenoot+

8

Dye op woecker nyet en gheeft, Die gheen ouerschot en neemt, Die gheen onrecht en helpt doen, Die tusschen die twistende menschen, recht oordeelt,

9

Die na mijne rechten wandelt ende hout mijne gheboden, also dat hy ernstelic daer na doe, Dats een oprecht ende vroom man, Die sal dat leuen hebben, spreect die HERE God.

10

Als yemant eenen sone crijget, ende die selue wordt een moordenaer ende bloetstorter, dat hi der voorseyder stucken een doet,

11

oft hi schoon dye ander niedt alle en doet, Mer dat hi etet op die bergen, ende beulect zijns naesten wijf,

12

hi doet scade den armen ende allendigen, dat hi met violencie wat neemt, Dat pant niet weder en geeft, Sijne oogen totten beelden opheft, waer mede hi eenen grouwel bedrijft,

13

Op woecker gheeft, Ouerschot neemt, soude die leuen? Hi en sal niet leuen, Maer om dat hi alsulcken grouwelen gedaen heeft, so sal hi den doot steruen, Sijn bloet sal op hem sijn. *

14

In dien hi eenen soon crijcht die sulcke sonden siet, die sijn vader doet, ende hem vreese, ende also niet en doet

15

Dat hi opten bergen niet en eet, Ende en heft sine oogen niet op totten beelden des huys Israhels, ende beulect ooc sijns naesten wijf niet,

16

Nyemanden scade en doet Het pant niet en behout, Niet met ghewelt wat en neemt, Hi deelt sijn broot mede den hongerigen, Ende cleet den naecten,

17

Hi en scadicht den armen niet, Hy en neemt noch woecker, noch ouerscot, Mer dat hi mijne geboden hout, ende na mijnen rechten leeft, dye en sal niet steruen, om sijns vaders misdaets wille, mer leuen.

18

Mer sijn vader die ghewelt ende onrecht oeffent, ende onder sijn volc gedaen heeft, dat niet en dooch, Siet, die selue sal steruen om sijnder misdaets wille.

19

So spreect ghi, Waeromme en sal dan dese sone niet dragen sijns vaders misdaet? Daeromme dat hi recht ende wel gedaen heeft, ende alle mijne rechten ghehouden, ende volbracht heeft, sal hi leuen.

20

† Want so wat siele oft mensche sondicht, die sal steruen, Die sone en sal niet draghen die misdaet des vaders, Ende die vader en sal niet draghen die misdaet des soons mer des gerechten gerechticheyt sal op hem zijn, ende des ongerechten ongerechticheyt sal ouer hem sijn.

21

In dien die godloose hem bekeert van alle sine sonden, die hi gedaen heeft, ende hout alle mijne rechten ende doet recht ende wel, So sal hi leuen, ende niet steruen.

22

Alle sine ouertredinghen die hi bedreuen heeft, en sullen niet gedacht worden, Mer hi sal leuen, om der gerechticheyts wille die hi doet,

23

Meent ghi dat ic een behagen hebbe inden doot des godloosen ende sondaers? spreect die HERE God, ende niet veel meer dat hi hem bekeere van sine weghen, ende leue

24

Ende als die gherechte hem keert van sijnder gerechticheyt, ende doet quaet, ende leeft nae alle grouwelen die een godlose doet, Soude die leuen? Ia alle sine ge-

[pagina *]
[p. *]

rechticheden, die hi gedaen heeft, en sullen niet geacht worden, Maer in sine Gods lasteringen ende sonden, die hi gedaen heeft, sal hi steruen,

25

Noch spreect ghi, Die HERE en doet niet recht. *

Daeromme O ghi vanden huyse Israels hoort, Ist niet also dat ic recht hebbe, ende datghi onrecht hebt?

26

want als die gerechte hem keert van sijnder gerechtichheyt, ende doet quaet, so moet hi steruen. Hi moet om sijnder boosheyts wille, die hi gedaen heeft, steruen

27

Wederomme, Als hem die godloose keert van sijnder ongerechticheyt, die hi gedaen heeft, ende doet nv recht ende wel, die sal sijn siele leuendich behouden,

28

Want om dat hi hem veruaert, ende bekeert van sijnder boosheyt, so sal hi leuen, ende niet steruen.

29

Nochtans seggen die vanden huyse Israels, Die wegen des HEREN en sijn niet recht. Soude ick onrecht hebben? O ghi vanden huyse Israhels, ghi hebt onrecht.

30

Daeromme wil ic v ordeelen ghi vanden huyse Israels, eenen yegelijken na sine wegen, spreect de HERE God. Daeromme so bekeert v van alle uwe ouertredingen, op dat ghi niet vallen en moget, om des misdaets wille.

31

Werpt van v alle ouertredinghen, daer mede ghi ouergetreden hebt, ende maect v een nieuwe herte, ende eenen nyeuwen geest, want waeromme wilt ghi also steruen, du huys Israels?

32

Want ic en heb geenen lust inden doot des steruenden, spreect die HERE God, Daeromme bekeert v, so sult ghi leuen.

margenoot+
Eze. xxij esa. lviij

margenoot+
om. x.x


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken