Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier wordt teghen die rijcken ende heydenen ghepredict, Ende haer hare straffinghe vercondicht, welcke haer tegen dat volc Gods, na dien dat si wt die Babyloonsche gheuangenisse weder int lant ghecomen sijn, viandelic ghehadt hebben, gelijck oock die Macedoniers, ende Asianiers, ende meer andere.

Dat .xxxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde des HEREN woordt gheschiede tot mi, ende sprack,

2

Du menschen kint Keert v teghen Gog, dye inden lande Magog is, Ende een vorst wt dye heeren in Mesech, ende Thubal, ende propheteert van hem, ende segt,

3

Alsoo spreect dye HEERE God, O Gog, du dye bist een Vorst, vanden heeren in Mesech ende Thubal,

4

siet, ick wil v aen, Siet, ic wil v om keeren, ende v een gebit inden muyle doen, ende ic wil v herwaerts wt brengen, met dinen ganschen heyre, peerden, ende ruyters, dye alle tsamen wel ghewapent sijn, eenen grooten hoope, die alle spiessen, schilden, ende sweerden voeren.

5

Du brengeste met di die Persen, Mooren, ende Lybiers, die alle schilden ende helmetten hebben,

6

Daer toe Gomer ende sijn heyre, met den huyse Thogarma, die int eynde van Noorden leghet, met alle sinen hey-

[pagina *]
[p. *]

re,

7

Iae ghi brengt een groot volc met v.

Wel aen, wapent v wel, ghy met alle dijnen hoopen die v bi sijn, Ende weest ghi haer hooftman, Ghy sult nochtans ten laetsten weder ghestraft worden.

8

Ter laetster tijt sult ghi comen in dat lant, dat vanden sweerde weder gebracht, ende wt veel volcken te samen gecomen is, te weten, op die bergen Israels, die langhen tijt verwoest geweest zijn, ende nv weder wtgeleyt, ende tsamen gebracht, wt vele volcken, die alle sonder sorge woonen

9

Ga naar margenoot+Du sultste herwaerts optrecken, ende aencomen met een groote beroerte, ende sult sijn ghelijc als een onweder, dwelcke dat lant bedecdt, ghi ende uwe heyr, ende een groote menichte volcx met v.

10

Alsoo spreect die HERE God, Tot dier tijt sult ghi sulcx voornemen, ende sult een boose opstel inden sinne hebben, ende dencken,

11

Ic wil dat open ende onbewaert lant oueruallen, ende op haer comen die sonder sorge woonen, want si alle sonder mueren woonen, ende en hebben noch grendelen, noch poorten, op dat ghise beroouen ende plonderen moget, Ende dijn hant te slaen aen die verdoruen, die nv weder tsamen ghebracht sijn, Ende ouer dat volck, die wt den heydenen tsamen gheraept ende vergadert sijn, ende hem nv weder ter neringen ghestelt heeft, ende nauwelic ter neder gheseten en is, ende woont te midden inden lande.

12

Trijc Arabia, ende Dedan, ende die cooplieden op dat meyre, ende alle geweldige die aldaer sijn, die sullen tot v seggen, Ic meene, dat ghi slechts ghecomen sijt, om te roouen, ende hebt uwe hoopen versaemt om te plonderen, op dat ghi wech nemen soudt, siluer, gout, beesten, ende goet, Ga naar margenoot+ ende also eenen grooten roof wech mocht voeren.

13

Daeromme so propheteert du menschen kint, ende segt tot Gog, Also spreect die HERE God, Ist niet also? dat ghi mercken sult, dat mijn volc Israels sonder sorge woont,

14

ende dan sult ghi wt dijne plaetse comen, te weten vanden eynden van Noorden, ghi ende een groot volck met v, alle te peerde, welcke eenen grooten hoope, ende een machtich heyr is,

15

Ende ghi sult hier op trecken, ouer mijn volc Israels, gelijc als een onweder, dat dat lant bedect, Sulcx sal in die Ga naar margenoota laetste tijden ghescieden, ende ic wil v daeromme in mijn lant laten comen, op dat die Heydenen mogen kennen, Hoe dat ick O Gog aen v voor haren ooghen gheheylicht worde.

16

Also spreect die HERE God, Du bist die ghene vanden welcken ic in voorleden tijden gheseyt hebbe, door mijne dienaers, die propheten in Israel, die ter seluer tijt gepropheteert hebben, dat ic v ouer haer soude laten comen.

17

Ga naar margenoot+Ende het sal gheschieden, ter tijt als Gog coemt int lant Israels, seyt die HERE God, so sal mijn toornicheit in mijnder gramscappen aengaen.

18

Ende ic spreke sulcx in mijnder zeloerscher liefde, ende in mijnder vieriger verbolgentheyt Want ter seluer tijt sal een grote beuinge zijn inden lande Israels,

19

Ia dat die visschen inder zee voor mijn aensicht beuen sullen, die vogelen onder den hemel, die beesten opten velde, ende al dat hem roert ende beweecht opter aerden, ende ooc alle menschen die op aertrijck sijn, ende die bergen sullen om gekeert worden, Ende die wanden ende steenen graden om vallen

20

Ic wil ooc in alle mijn berghen dat sweert ouer hem roepen, spreect die HERE God, also dat eens yegelijckens sweert deen tegen dat ander sal sijn,

21

ende ick wil hem straffen, met pestilencie ende bloet, Ende wil laten reghenen slachregen, met haghelsteenen, vier ende swauele, oft solfer ouer hem, ende sijn ganssche heyr,

22

Ende ouer dat groote volc, dat bi hem is. Also wil ic dan heerlick, heylich, ende bekent worden, voor veel heydenen, dat si weten sullen, dat ic die HERE ben.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 9

margenoot+
C vers 12

margenoota
By desen laetsten tijt, wort in die scrift verstaen den toecomenden tijt Christi, ende den tijdt voort van Christo voort tot dat eynde der werelt. esa. ij.a.

margenoot+
D vers 17


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken