Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe ancxtelijc dat der voorghenoemder volc ende vianden Gods, straffinghe sijn sal.

Dat .xxxix. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde du menschen kint, predict tegen Gog, ende spreect, Alsoo seyt die HERE God Siet, O Gog, ic wil aen v, dye een Vorst sijt wt die heeren in Mesech, ende Thubal,

2

Siet, ic wil v omwenden, ende locken, ende wt die eynden van Noorden brenghen, ende op die bergen Israels laten comen.

3

Ende ic wil dy dijnen boge wt dijnder slincker hant slaen, ende dijne pijlen wt dijnder rechterhant ruysschen,

4

Op die bergen Israels moetstu neder gheleyt worden, ghi met alle dijnen heyre, ende met alle dat volc dat bi di is, Daer wil ic v alle den voghelen, soo werwaerts dat si vliegen, ende den beesten opten velde, te verslinden gheuen,

5

Du moetste ter neder opten velde ligghen Want ic die HERE God hebt ghesproken.

6

Ga naar margenoot+Ende ick wil ooc vier worpen in Magog, ende op den ghenen die sonder sorge inden eylanden wonen, Ende si sullent weten, dat ic die HERE ben,

7

Want ick wil mijnen heyligen name bekent maken onder mijnen volcke Israels Ende ic wil mijnen heyligen name niet langer laten schenden, Mer die heydenen sullen bekennen dat ick die HERE ben, die Heylighe Israels.

8

Siet, het is al reedts ghecomen, ende gheschiet, spreeckt die HERE God, Dit is den dach, daer ic af gheseyt hebbe.

9

Ende die borgers inden steden Israels sullen wt trecken, ende sullen die wapen aensteken, ende verbernen, schilden, spissen, boghen, pijlen, vuysthamers, ende stocken, kuysen, Seuen iaer sullen si daer ouer bernen,

10

also dat si anders geen hout en doruen opten velde halen, noch inden bosschen afhouwen, Want si sullen ghenoech aen die wapenen te bernen hebben. Ende si sullen ooc die ghene beroouen, die haer voormaels berooft hadden, Ende sullen die ooc plonderen, die haer te voren gheplondert hadden, spreect die HERE God.

11

Ga naar margenoot+Ter seluer tijt, wil ic Gog een plaetse gheuen in Israel tot eender begrauinge, te weten, dat dal, daermen door trect vanden Oosten, tot dat meyr, Also dat eyselic zijn sal den ghenen, die daer voorby gaen, Wantmen aldaer Gog, met alle sinen volcke begrauen sal, Ende si sullent heeten, GeHanonGog (dat is Gogshoopendal)

12

Ende dat huys Israels salse seuen maenden lanc begrauen, Op dat si dat lant reynich maken,

13

Ia dat ganssche volc inden lande sal genoech aen haer te begrauen hebben, Ende si sullen eenen prijs daer van hebben, dat ic op dien dach mijn heerlicheit gehoort hebbe, spreect die HERE God

14

Ende si sullen oock lieden wtkiesen, die altijt inden lande rontsomme gaen. Ende metten seluen ooc dooden begrauers, die die ouergebleuen opten velde begrauen, dattet lant gesuyuert worde,

15

Vanden eenen eynde totten anderen sullen si soecken, ende dat seuen maenden lanck Ende die ghene die inden lande rontsomme gaen, soo waer si eens menschen been sien, daer sullen si een teeken bi oprichten,

16

tot dattet die dodengrauers ooc in Gogshoopendal begrauen, Daeromme sal ooc die stadt heeten, Hamona, Also sullen si dat lant reynighen.

17

Nv du menschen kint, Also spreect die HEERE God, Ga naar margenoot+ Segt allen voghelen, werwaerts si vlieghen, ende allen den beesten opten velde. Vergadert v, ende coemt herwaerts, Hoopt v rondtsomme ouer al te samen, tot mijnen Ga naar margenoota slachoffer, dyen ic v geslagen hebbe, Eenen grooten slachoffer is op die berghen Israels, Eet vleesch ende suypt bloet,

18

Ghy sult dat vleesch der stercker Ruesen eten, ende der Lantsheeren bloet drincken, der rammen, der hamelen, lammeren, bocken, ende der osschen, die altemael vedt ende wel ghemest sijn.

[pagina *]
[p. *]

19

Eedt dat vetste, tot dat ghi sadt wordt, ende suypt dat bloet, tot dat ghi droncken wordt, vanden slachoffere dien ick v gheslagen hebbe,

20

Versaedt v nv ouer mijn tafele, van peerden, van ruyteren, van hooftluyden ende allerley crijschluyden, spreect die HERE God.

21

Ende ic wil mijn heerlicheyt onder die heydenen brenghen, also dat alle heydenen sien sullen mijn gericht, dat ic gehouden hebbe,

22

Ende ooc mijn hant, dye ic ouer haer wtgestrect hebbe, ende dat alsoo dat huys Israels bekenne, dat ick die HERE haer God ben, van desen dach aen, ende voorts inder eewicheyt.

23

Ende dattet ooc alle heydenen bekennen moghen, dat dat huys Israels om sijnder misdaets wille wech si gheuoert. Ende om dat si haer aen mi besondicht hebben, daeromme hebbe ic mijn aensicht voor haer verborgen, ende hebse ouer gegeuen in die handen haerder vianden, Ga naar margenoot+ also dat si altemael metten sweerde verslagen sijn,

24

Ick hebbe haer gedaen, ghelijck als hare sonden ende ouertredinghen verdient hadden, Ende hebbe also mijn aensicht voor haer verborghen.

25

Daeromme spreect die HERE God also, Nv wil ic die geuangenisse Iacobs verlossen, ende des gansschen huys Israels ontfermen, Ende om mijnen heylighen name weder zeloerselic ende ernstelick lief hebben.

26

Alle haer schande ende ouertredinghen, waer mede si haer aen mi besondicht hebben, die sullen wech ghenomen worden, als si nv sonder sorge in haren lande woonen mogen, datse nyemant en veruare.

27

Ende na dien dat icse weder wt den volcken gebracht, ende wt die landen haerder vyanden versaemt sal hebben, Ende dat ic in haer geheylicht ben voor die oogen van veel heydenen,

28

Ende also sullen si bebeuinden, dat ic die HERE haer God ben, diese heb onder die heydenen laten wech voeren, Ende nv wederomme in haer lant versamen, Ende niet eenen aldaer ghelaten en hebbe. Ende ic en wil mijn aensicht niet meer voor haer verberghen, Mer mijnen geest wil ic op dat huys Israels wtstorten, spreect die HERE God.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 17
margenoota
slachoffer, dat is hier: wrake ende straffinghe, als Sophonie i.b

margenoot+
Iudith. v ij.ma. v.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken