Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dat .xliiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde hi voerde my weder totter buytenster poorten des Heylichdoms oostwaerts Ende die was toeghesloten.

2

Ende dye HERE sprack tot my, Dese poorte sal toeghesloten blijuen, ende nyet opgedaen worden, Ende nyemant en sal daer door ghaen, dan alleen die HERE God Israels, ende sal nochtans toegesloten blijuen,

3

Nochtans den Vorste wtghenomen, Want die Prince sal daer onder sitten, op dat hi broodt ete voor den HERE. Door die halle oft poortael sal hy ingaen, Ende door die selue weder wtgaen.

4

Daer na voerde hi mi ter poorten int Noorden voor dat huys, Ende ick sach, Ende siet, des HEREN huys wert vol der heerlicheydt des HEREN, ende ick viel neder op mijn aensicht,

5

Ende dye HERE sprack tot my. Du menschen kint, merct wel daer op, siet ende hoort neerstelijc, op tghene dat ick v segghen sal, van alle die statuten, ende oordinantie inden huyse des HEREN. Ende merct ooc wel, hoe datment houden sal, in dat Heylichdom.

6

Ga naar margenoot+Ende segt den onghehoorsamen huyse Israels, Alsoo spreect dye HERE God, Ga naar margenoot+ O ghi vanden huyse Israels, ghi makes te veel, met alle uwe grouwelen,

7

want ghy brengt vreemde lieden, welcker hert ende vleessche alle beyde onbesneden zijn in mijn Heylichdom, waer door dat ghi mijn huys ontheylicht ende ontwijt.

8

Als ghi mi broot, vette, ende bloet offert, Ende breeckt alsoo mijn verbont, met alle uwe grouwelen, Ende ghy en houdt die zeden mijns Heylichdoms niet, Mer ghy maect v selfs nyeuwe zeden, in mijn Heylichdom.

Daeromme spreect dye HERE God alsoo. Ga naar margenoot+

9

Daer en sal nyemant in mijn Heylichdom comen, die een onbesneden hert, ende onbesneden vleessche heeft, van alle die vreemdelinghen, die onder dye kinderen Israels zijn,

10

Iae oock nyet die Leuiten dye van my gheweken zijn, Ende met Israel van my dolende gegaen zijn, na haren Goykens ende beelden, Daeromme sullen si oock hare sonden moeten draghen.

11

Maer si sullen dye dore wachten aenden Huyse mijns Heylichdoms. Ende sullender anderen knechten zijn, Ende en sullen mer dat brandtoffer, ende ander offer, dattet volck brengt, slaen.

12

Ende voor dye Priesters staen, op dat si haer dienen, Daeromme dat si haer gedient hebben, voor hare Goykens, ende den huyse Israels een erghernisse ghegeuen hebben. Ende daeromme hebbe ic mijn hant ouer haer wtghestrect spreeckt dye HEERE God, dat si hare sonden moeten draghen,

13

Ende si en sullen voor my nyet offeren, noch mijne Priesters zijn, noch in mijn Heylichdom comen, tot dat Alderheylichste, Maer si sullen haer schande moeten dragen, ende hare grouwelen, dye si gheoeffent hebben.

14

Daeromme heb ickse tot doorwachters ghemaect, inden dienste des Huys, ende den anderen tot knechten.

15

Ga naar margenoot+Maer die Priesters ende Leuiten vanden stamme Zadock, die die ordinantie mijns Heylichdoms gehouden hebben, doen dye kinderen Israels afvielen, dye selue sullen voor mi treden ende mi dienen, ende voor my staen, op dat si mi dat vette ende dat bloet offeren, spreeckt die HERE God.

16

Ende si sullen ingaen, in mijn Heylichdom, ende voor mijn tafel treden, om mi te dienen, ende mijne gheboden te houden.

17

Ende als si door dye poorte des binnensten voorhofs gaen willen, so sullen si lijnen cleederen aen doen, ende gheen wullen aen hebben, als si daer binnen inden binnensten voorhof dienen,

18

Ende sullen schoon lijnen huyuen op hare hoofden hebben, Ende lijnen nederclederen om hare lendenen, Ende si en sullen haer nyet te hardt gorden.

19

Ende als si wt den buytensten voorhof totten volcke gaen, dan sullen si dye cleederen daer si in ghedient hebben, wt trecken, Ende dye selue in die Sacristie des Heylichdoms legghen, Ga naar margenoot+ Ende hare andere cleederen aen doen, op dat hem dat volc nyet en besondighe aen hare cleederen. Ga naar margenoot+

20

Hare hoofden en sullen si niedt scheren, Ende en sullen oock gheen lanck hayr voeden, Mer si sullent rontsomme laten corten. Ende gheen Priestere en sal ooc wijn drincken, als si inden binnensten voorhof dienen sullen.

21

Ende si en sullen geen weduwe, noch die van haren man verstooten is, te houwelick nemen, Mer een maecht vanden zade des huys Israels,

22

oft een weduwe die eenen priester gehat heeft.

23

Ende si sullen mijn volc leeren, onderscheyt te houden tusschen dat heylige ende dat onheylige, ende tusschen dat reyne ende dat onreyne, Ga naar margenoot+

24

Ende als daer een sake coemt, so sullen si staen, ende rechten, ende mijne rechten spreken, ende mijne zeden ende gheboden houden, Ende mijne Feesten ende Sabbathen heylich houden,

25

Ende si en sullen tot gheenen dooden gaen, ende haer ontreynigen, Maer alleen tot vader ende moeder, sonen ende dochteren, broeders, ende susters, dye noch gheenen man ghehadt en hebben, van dien moghen si haer verontreynighen,

26

nochtans op dat si haer daer na weder reynighen seuen daghen lanc.

27

Ende als hy weder in tot dat Heylichdom gaet, inden binnensten voorhof, op dat hy int Heylichdom diene, So sal hy zijn sondoffer offeren, spreect die HERE God.

28

Mer dat erfdeel dat si hebben sullen, dat wil ick selfs zijn. Daeromme en sult ghy haer geen eygen lant geuen in Israel, Want ic ben haer erfdeel, Ga naar margenoot+

29

Si sullen haer neeringhe ende nootdruft hebben, van dat spijsoffer, sondoffer, ende scultoffer, Ende al dat verbrant is in Israel, dat sal haer zijn,

30

Ende alle eerste vruchten, ende eerstgeboren van alle heffofferen die sullen den Priesters toebehooren.

Ghi sult ooc den Priesteren gheuen, die eerstelin-

[pagina *]
[p. *]

ghen van al tgene datmen ete, op dat dye segeninge in dijnen huyse bliue,

31

Mer so wat een doot lichaem is, oft van selfs ghestoruen, oft dat verschoort is, het si van vogelen oft beesten, dat en sullen dye Priesters niet eten.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6
margenoot+
exo. xli. Nu. ix. iij.re. v vij. Iosu. x

margenoot+
deu. xiij ende .xxx. Here. ix.

margenoot+
C vers 15

margenoot+
D vers 19
margenoot+
Leui. ix. xxxi. Titum. i. Tim. iij

margenoot+
deu xvij

margenoot+
Deu. x. ende .xviij nu. xviij Ios. xiij


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken