Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Die coninck Darius stelt Danielem eenen Heere ende voorweser sijns gansschen rijcx, dwelc hem dander Heeren misgonnen, ende vermaken hem byden Coninck, dat hi gheuanghen ende inder leeuwen cuyle gheworpen wert, Nochtans van God onghequetst behoedt wort.

Dat .vi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde Darios wt Meden nam dat rijcke in, doen hi twee ende tsestich iaer out was, Ende het dochte Dario goet, dat hi ouer dat ganssche Conincrijcke settede, hondert ende twintich Lantuoochden,

2

ende ouer dese sette hi drie Princen (die een was Daniel) den welcken die Lantuoochden souden rekeninge doen, op dat die Coninc der moeyten verlaten ware,

3

Mer Daniel ghinc die Princen ende Lantuoochden alle te bouen, Want eenen hooghen geest was in hem, Daerom docht die Coninck hem ouer dat ganssche rijck te setten.

4

Daeromme dachten die Princen, ende Lantuoochden daer na, hoe dat si aen Daniel een oorsake mochten vinden die tegen dat conincrijc ware, Mer si en conden gheen oorsake, noch boosheit geuinden, want hi was getrouwe, datmen geen scult noch ooc boos stuck aen hem geuinden en conde.

5

Doen spraken die mannen, Wi en sullen geen sake op Daniel vinden, behaluen ouer sinen Gods dienst.

6

Doen quamen die Princen ende Lantuoochden met hoopen voor den Coninc, ende si seyden tot hem alsoo. Heer Coninc Darios, God verleen v een lanck leuen,

7

Die Princen des Conincrijcx, die Heeren, Landtuoochden Raetsheeren, ende hooftlieden, die alle tsamen hebben ouerdragen, ende gesloten, Datmen een Coninclijc gebot sal laten wtgaen, ende een streng beuel ordineren, dat, So wie binnen dertich dagen yet bidt oft begeert, het si van eenen God, oft van eenen mensche, behaluen van v Heer Coninc alleen, die sal totten leeuwen inden cuyle geworpen worden,

8

Daeromme, O lieue Heer Coninc sult ghy alsulcken gebot beuestighen, ende onderteekenen, op dattet niet verandert en werde, ghelijc als dat licht der Meden ende Persen is, dat welcke men niet ouertreden en derf,

9

Ende also onderteekendet die coninc Darios

10

Ga naar margenoot+Als nv Daniel vernam, dat sulcken gebot onderteekent was, so ghinc hi henen op in sijn huys, Ende die vensteren in sijn somerhuys tot Hierusalem waerts stonden open, Ende hi knielde des daechs driemael op sine knyen, Ende badt, loofde ende dancte sinen God, gelijckerwijs hi voormaels te doen plach.

11

Doen quamen dese mannen weder te samen metten hoope, ende si vonden den Daniel biddende, ende smeeckende voor sinen God,

12

Ende si traden henen toe, ende si spraken metten Coninc van des Conincx gebot, Heer Coninck en hebt ghy niet een gebot onderteekent, dat so wie binnen dertich daghen yet begeert oft bidt, het si van eenen God oft mensce, behaluen van di O Heer Coninc alleen, dat die selue soude tot den leeuwen in die cuyle geworpen worden? Die coninc Darios antwoorde ende sprack, Iae het is waer. Ende dat recht der Meden ende Persen, en sal nyemant ouertreden.

13

Si antwoorden ende spraken voor den coninc, Ga naar margenoot+ Daniel der gheuangenen een wt Iuda, dye en achtet noch v, noch v ghebodt, dat ghi onderteekent hebt, Want hi biddet des daechs driemael.

14

Doen die Coninck sulcx hoorde, so wert hi seer bedroeft, ende hi dede groote neersticheyt dat hy Daniel verlossen soude, ende ghinc met die sake om, op dat hy hem bescermen soude, tot dat die sonne onderginc.

15

Doen hoopten haer die mannen voor den Coninck, ende spraken

[pagina *]
[p. *]

tot hem, Ghi weet wel Heer coninc, dat der Meden ende Persen recht is, dat een yegelic gebot ende beuel, dat dye Coninc besloten heeft onuerandert sal bliuen,

16

Doen beual die coninc datmen Daniel soude voortbrengen ende worpen hem voor die leeuwen inden cuyle, Ende dye Coninc sprac tot Daniel, Dijn God dien ghi sonder ophouden dient, dye helpt v,

17

ende si brachten eenen steen dien leyden si opt ghat vanden cuyle, dien besegelde die coninc met sinen eygenen rinc ende met zijnder Heren segel, op dat niemant anders aen Daniel sinen lust en soude gebruycken,

18

ende dat des conincx beuel aen Daniel niet verandert en soude worden.

19

Ga naar margenoot+Ende die Coninc ginc wech op zijn palleys, Ende hi en liet gheen eten voor hem brengen, Ende hi en conde ooc niet gheslapen, des morgens vroech doent dach wert, stont die coninc op, Ende ginc haestelic totter cuylen daer die leeuwen waren, Ende als hi tot die cuyle quam, riep hi met droeuiger stemmen tot Daniel ende die coninc sprac tot Daniel

20

O Daniel, een knecht des leuendigen Gods heeft v ooc uwe God dyen ghi sonder ophouden dient, ooc wel mogen vanden leeuwen beschermen?

21

Ende Daniel sprac met den Coninc, O Heer Coninc God verleen v een lanc leuen,

22

Mijn God heeft sinen Engel gesonden, dye der leeuwen muylen gesloten heeft alsoo dat si mi niet misdaen en hebben, Want voor hem ben ic onsculdich geuonden, des gelijcx en heb ic tegen v O Heer coninc niet misdaen,

23

doen wert die Coninc seer blijde, ende dede Daniel wt dyen cuyle trecken, Ende si togen Daniel wt den cuyle, Ende men en conde geen letsel aen hem gemercken, dan dat hy sinen God betrout hadde,

24

Doen dede die Coninc, die mannen, die den Daniel beclaecht hadden, voortbrengen ende totten leeuwen in die cuile werpen met hare wijuen ende kinderen, Ende eer si opten bodem oft gront conden comen, so grepense dye leeuwen, ende vermaelden hare ghebeenten.

25

Nae dien dede Darius dye Coninck scriuen allen landen ende lieden God gheue v lieden veel vreedts

26

Dat si mijn beuel, datmen in dye ganssche heerschappie mijns rijckx den God Daniels vreesen, ende wel voor ooghen hebben sal, Wandt hy is die leuendighe God, dye inder eewicheyt blijft, Ende sijn Coninckrijcke is onuerghanckelijck, Ende zijn heerscappie en heeft gheen eynde,

27

Hy is een verlosser ende noothelper, Ende hy doet teekenen ende wonderlijcheyden beyde inden hemel ende opter aerden. Wandt hi heeft den Daniel vanden leeuwen verlost,

28

Ende Daniel wert geweldich int conincrijcke Darios, Ende oock int Conincrijck Cores oft Tyri der Persen Coninck, Dese Daniel dede dattet int Conincrijcke Darios, ende Cores wt Persen wel ghelucte.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 19


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken