Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Die grouwelicheyt ende grootheyt der straffinge ende des iammers dat ouer alle menschen gaen sal, Waeromme alle dingen tot rouwe, clagen, ende bedructheyt vermaent worden, Mer in dien datmen tot God keere, So sal daer noch ghenade te verhopen sijn.

Dat .ij. Capittel

1

Ga naar margenoot+† BLaest den hoorne op in Zion, ende die basuyne opten berch mijnder heylicheyt, also dat ooc alle die inden lande sijn beuen, Want den dach des HEREN coemt, ende is nae by,

2

Eenen duysteren ende donckeren dach, eenen wolcachtigen, ende neuelachtighen dach, Die welcke gelijc die dagheraet ouer die berghen daer wt blinct. Dat is, een groot machtich volc, diesgelijcken vanden beginne noyt geweest en is, ende in toecomender tijt nemmermeer sijn en sal.

3

Een vier sal voor hem verslinden, ende achter hem ghelijc een vlamme versenghen. Voorwaer hem sal dat lant sijn, gelijc eenen lusthof, oft hof der weelden, Ende achter hem als een woest velt.

4

Ga naar margenoot+Nyemant en isser die haer ontulieden mach, Sy zijn aen te sien, gelijc die peerden ende hengsten, Ende si iaghen na gelijc die ruyters,

5

Sy springhen daer henen met een gedruyssche, ghelijc die raders opt bouenste vanden bergen, ende craken ghelijc een viervlamme, die dat stroo ende stoppelen verbernt, Si trecken daer henen als een machtich volc, dat totten strijt bereet is.

6

Alle volcken sullen van haer verscricken, Ende alle aensichten sullen ghelijc eenen siepot swart worden. *

7

Si sullen als Ruesen loopen, ende dye mueren als crijschlieden beclimmen,

8

Een yeghelijc sal sijn strate reysen, ende nyemant van sinen wech af treden, Nyemant en sal den anderen dringhen, Mer een yegelijc sal sinen padt gaen, Door die veynsteren sullen si in vallen, ende onghewont blijuen.

9

Sy sullen inder stadt herwaerts ende ghinswaerts loopen, Ende op dye mueren omloopen, die huysen beclymmen, Ende door die veynsteren gelijc een dief insluypen,

10

Dat aertrijcke sal van haer beuen, ende die hemelen beweecht worden. Ga naar margenoota Die sonne ende die mane sullen verduystert worden, Ende dye sterren haer schijnsele verliesen.

11

Dye HERE sal hem ooc laten hooren voor sijn crijsch heyre, Wandt sijn heyr is machtich, groot ende sterc om sijn voornemen ende beuel te volbrenghen, ende te voleynden, Dat is den grooten ende eysselijcken dach des HEREN, Wie sal hem verdraghen moghen?

† Ende nv spreect die HEERE,

12

Bekeert v tot mi wt gansscher herten, met vasten, weenen, ende claghen,

13

Ga naar margenoot+Verschoort uwe herten, ende niet uwe cleederen, Bekeert v totten HERE uwen God, Want hi is genadich ende bermhertich, lancmoedich, ende van groter goetheyt,

14

Hi vergheeft die sonden ende boosheydt, Hi sal sekerlijcken omgekeert worden, ophouden van dye straffinghe, Ende sal die vruchten laten blijuen, tot spijs ende drancoffer den HERE uwen God.

15

Blaest op den hoorne in Zion, Gebiet een vasten Roept die ghemeente, ende verghadert dat volck, Vercondicht die gemeente te samen,

16

Versaemt die Raetsheeren, ende vergadert ooc die ionge kinderen, met die suygende. Die bruydegom gae wt sijnder camere, ende die bruyt van haren voorganc.

17

Laet die Priesters den HERE dienen tusschen den voorhof, ende dat outaer, op dat si weenen ende segghen. Ach HEERE, spaert den volc, en laet doch dijn erfdeel also niet versmaet worden, dat die Heydenen daer ouer heerscappie hebben, Waeromme datmen onder die Heydenen soude seggen, Waer is nv haer God?

18

Want alsoo sal die HERE ouer sijn landt een zeloersche liefde hebben, ende sijn volck sparen.

19

Die HERE sal antwoorden ende tot sinen volcke segghen, Ga naar margenoot+ Siet, ic wil v coorn, wijn, ende olye seynden, daer ghi af versaet mocht worden, ende v voort aen niet meer onder die heydenen versmaedt laten sijn.

20

Ick wil ooc den ghenen van Tnoorden verre van v verdrijuen, ende hem in een drooch woest lant verstooten, Sijn aensicht teghen dye Oostersche zee, Ende zijn achterste deel tot dat achterste der zee toe.

21

Sinen stanc sal opgaen, ende sijn boose onreynicheyt sal ouer hem varen, want hi so houaerdelijcken gehandelt heeft, Weest sonder vreese, O ghi aertrijcke, ende verblijt v Want God die HERE sal groote dinghen handelen,

22

O ghi wilde beesten en veruaert v niet, die beemden ende weyvelden inder woestijnen sullen weder groen worden, ende die boomen hare vruchten brenghen. Die vijgeboomen ende wijngaertackers sullen haer vermoghen gheuen.

23

Daeromme iuycht nv ende weest blijde O ghi kinderen Zions inden HERE uwen God, Dye v alst noot is, reeghen gheuen sal, vroeghen ende spaden reghen inder eerster maent op v van daer bouen aflaten sal,

24

dat dye dorschuloeren vol vruchten, ende die wijnperssen van most ende olyen ouerloopen sullen,

25

Ic wil v die iaren veruullen, welcke v die sprinchanen, rupsen, coolsprenghers, ende den hemels dauwe, mijn grote crijsch heyr afgheten hebben,

26

Ga naar margenoot+Also dat ghi ghenoech hebben sult om te eten, ende versaet worden, dat ghy den name des HEREN dijns Gods louen ende prijsen sult, die met v soo wonderlijcken ghehandelt heeft. Ende mijn volck en sal mi nymmermeer tot schanden worden,

27

Iae ghi sult beuinden, dat ic midden onder Israel, ende die HEERE dijn God ben, ende anders gheen, om dies wille en sal mijn volck mi nymmermeer tot schande comen.

28

Daer nae sal ick mijnen gheest op alle vleessche wtstortten, daer van sullen uwe sonen ende dochteren propheteren, oft wtlegghen. Vwe oudtste ende wijsen sullen droomen droomen, Ende dijne ionghelinghen ghesichten ende visioenen sien,

29

Iae ooc ouer dye knechten ende dienstmaechden sal ic ter seluer tijt mijnen gheest wtghieten.

30

Wonderlijcke teekenen sal ick aenden hemel ende opter aerden doen, te weten, bloet, ende vier, roock ende damp.

31

Die sonne sal in duysternisse, ende die mane in bloet verkeeren, eer dat den grooten ende veruaerlijcken dach des HEREN coemt.

32

Ende het sal gheschieden, dat een yegelijc die den name des HEEREN aenroept, beschermt sal worden, Want die verlossinghe sal opten berch Zion, ende Hierusalem sijn, gelijc als dat die HERE voorsproken heeft, vanden ouerghebleuene die die HERE roept.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoota
door dese teekenen wort beduyt die stercke wrake Gods.

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 19

margenoot+
E vers 26


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken