Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een claghe ouer den val Israels, Hi berwijt haer die weldaden Gods, ende vermaentse tot beteringhe

Dat .v. Capittel.

1

Ga naar margenoot+O Ghi vanden huyse Israhels, hoort dit woort, Want ic moet dit clageliedeken ouer v maken.

2

Die Ioncfrouwe Israel is gheuallen, dat si nymmermeer weder op en sal staen. Si is ter aerden ghestooten, ende daer en is niemant diese weder ophelpe,

3

Want also seyt die HERE God, die stadt daerder duysent wonen, die en salder maer hondert behouden, Ende daerder hondert wonen, die en salder maer thien ouer behouden inden huyse Israhels.

4

Daeromme spreect die HERE also totten huyse Israels. Soect mi, so sult ghi leuen.

5

Ende en soeckt BethEl niet Ende en gaet tot Gilgal nyet. Ende en treckt niedt tot Berseba, Want Gilgal sal geuangen wech gheuoert worden, Ende BethEl sal verdriet comen

6

Soect den HERE, soo sult ghi leuen, op datter niet een vier op en ghae inden huyse Iosephs, dat daer verslinde, Ende datter niemant en si dye BethEl lessche.

7

Ghi die dat recht in alsen ende bitterheyt verkeert, ende die gherechticheyt ter aerden stoot.

8

Hy maect dat seuen gesterte ende dat teeken Orion. Hi verkeert den nacht inden dach, ende den dach in eenen seer donckeren nacht. Hi roept dat meyrwater, ende schuddet wt op dat aertrijcke. Sinen name is HERE.

9

Hi deelt wt die verderuinghe den stercken, ende een verwoestinghe brengt hi op die stercke stadt

10

Mer si sijn den ghenen viant diese openbaerlicken straft, Ende houden hem voor eenen grouwel, dye heelsame dingen leert

11

Ga naar margenoot+Daeromme want ghi die armen onderdruct, ende neemt dat coorn met grote lasten van haer, Soo en sult ghi in die huysen niet woonen, die ghy van ghe-houwen viercante steenen ghetymmert hebt, Ende den wijn en sult ghi niet drincken, dien ghi in die lustige wijngaerden gheplant hebt,

12

Want ick weet alle uwe ouertredingen, welcker seer veel sijn, ende uwe sonden, die seer machtich sijn. Hoe dat ghi die rechten onderdruct, ende die geschencken nemet, om der armer saken inden gherechte te verdrucken.

13

Daeromme moet die wijse tot deser tijt swijghen, Want het is een boose ende sorchlijcke tijt

14

Soect dat goet ende niet dat quaet, op dat ghy leuen muecht, So sal die HERE die God der heyrscaren bi v sijn, gelijc ghi begheert.

15

Haet dat quaet ende hebt lief dat goet, Instellet dat recht weder inder poorten, Soo sal die HERE die God der heyrscaren den ouerghebleuenen in Ioseph genadich sijn.

16

Ga naar margenoot+Daeromme spreect die HERE God der heyrscharen, die HERE. Daer sal in alle straten een claghe sijn, Ende op alle straten salmen segghen, Ach, ach Wee wee, ende men sal den ackerman tot droefnissen ende alle die weenen connen, tot claghen roepen.

17

In alle wijngaerden sal een weeninghe sijn, Wandt ick wil onder v gaen, spreect die HERE

18

Wee den ghenen die des HEREN dach begeeren, Waeromme begheert ghi den dach? Want des HEREN dach sal duyster sijn ende niet licht,

19

Ia het sal also sijn, gelijc als yemant voor eenen leeuwe vliet ende hem ontmoetet eenen beyr. Ende gelijc als oft yemant in een huys quame, ende leende met sijnder hant aen dye want, ende dat hem een slange stake,

20

Want des HEREN dach sal duyster ende niet licht zijn, doncker ende niet claer

21

Ick hate ende verwerpe uwe feesten, ende verachtese, ende ic en vermach uwe roocoffers nyedt, in uwe vergaderinge.

22

Ende oft ghi mi al brantoffer ende spijsoffer offerde, so en sal ic daer geen behagen aen hebben Ia uwe vette dancoffer en wil ic ooc nyet aensien, Ga naar margenoot+

23

Doet slechts van mi wech dat gebleer dijnder liedekens, want dijn musijc spel en mach ick niet hooren

24

Mer dat recht sal geopenbaert worden, gelijc water, Ende die gerechticheyt, gelijc eenen stercken stroom

25

Hebt ghi mi in die woestijne oock veertich iaer lanc slachoffer ende spijsoffer moeten brenghen? O ghy vanden huyse Israel? Noch so hebt ghi tenten opgerecht uwen Moloch, ende die beelden van uwe Goden, ooc die sterren uwer Afgoden, die ghi v seluen ghemaect hebt

26

Daerom wil ic tot Damascon laten wech verdrijuen, seyt die HERE die God der heyrscharen heetet.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 11

margenoot+
C vers 16

margenoot+
Le. xx. Act. vij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken