Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Een corte summa der voorseyder dinghen, inden welcken hi met een schoone ghelijckenisse dat cleyne ghetal der geloouiger bewijst.

Dat .vij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ACh wee mijns, Het gaet my als eenen dye inden wijngaerdtackers nae leset, daermen gheen druyuen meer en vindt te eten, ende nochtans van herten eenen lust hadde die beste vruchten te eten.

2

Dye oprechte lieden zijn wech in desen lande, ende dye gerechte en zijn niedt meer onder die menschen. Sy dencken mer slechts om bloet te storten. Een yeghelijc iaecht den anderen, op dat hi hem verderue.

3

Ende meenen, si doen daer wel aen, als si quaet doen. So wat die prince wil, dat spreect dye Rechter, op dat hy hem weder eenen dienst doen soude. Dye gheweldighe raden na haers herten lust, schade te doen, ende si draeyent so si willen.

4

Die beste onder haer is ghelijck een clesse. Ende die vroomste ghelijck eenen doorne. Mer als den dach dijns Predicants comt, als ghy besocht sult worden dan en sullen si niet weten waer henen.

5

Nyemant en ghelooue sinen naesten, Nyemant en verlate hem op dye Princen. Bewaert dye dore dijns monts, voor dye ghene, dye in dijnen armen slaept,

6

wandt die soon veracht ende onteert sinen vader. Dye dochter recht haer op teghen de moeder. Ga naar margenoot+ Des mans moeder tegen die swagherinne. Ende des menschen vianden zijn, zijn eyghen huysghesinne.

7

Maer ick wil op den HEERE sien, ende op God mijnen ghesontmaker wachten, Mijn God sal my verhooren.

8

Ga naar margenoot+O mijn viandinne en verblijdt v nyedt, om dat ic ter neder ligghe. Wandt ick sal weder opstaen, Al sidt ick in Ga naar margenoota duysternisse, So is nochtans dye HEERE mijn licht.

9

Ick wil des HEEREN gramscappe ende straffinge verduldelijck draghen, Want ick tegen hem ghesondicht hebbe, So langhe dat hy mijn sake bescherme ende my recht doe, ende dat hi my int licht trecke, ende ick also mijnen lust aen zijnder ghenaden sien mach.

10

Mijne viandinne moet toesien, ende met schande blijuen, dye nv tot my spreeckt, Waer is die HERE dijn God? Mijn ooghen sullent noch sien, dat si dan gelijck als slijc en drec opter aerden vertreden sal worden.

11

Op dye tijdt sullen dijne mueren weder op ghetymmert worden, ende Gods woort sal wijt wt comen.

12

Ende ter seluer tijt sullen si van Assur, ende vanden vasten steden tot v comen, ende van die vaste steden, al tot der vloet toe, vander eender zee totter ander, van dat een gheberchte tot dat ander.

13

Nochtans moet dat lant van weghen haerder inwoonders woest liggen om der vruchten wille haerder wercken.

14

Daeromme so weydt ghy nv dijn volck met dijnen stocke, dye cudde dijns erfdeels, dye daer woonen beyde in die wildernisse alleene, ende op dat velt Laetse tot Basan ende Gilead weyden, gelijc als van outs heyr.

15

Ick wil haer wonderlijcke dinghen verthoonen, ghelijck als ter tijt, doen si wt Egipten toghen,

16

Ga naar margenoot+Alsoo dattet dye heydenen sien sullen, ende alle haer machtighe beschaemt sullen worden, dye handen op haren mont legghen, ende haer ooren toe stoppen sullen.

17

Sy sullen stof lecken, ghelijck die slangen, ende ghelijck dat ghewormte opter aerden, sullen si beuen in haren holen. Sy sullen haer vreesen voor den HEERE onsen God, ende haer voor v veruaren.

18

Waer is alsulcken God, ghelijck ghi zijt? dye dye sonden vergheeft, ende wtwischt die misdaet den ouer ghebleuenen zijns erfdeels, Die niet eewelick thoornich en is, Maer eenen lust heeft aen die bermherticheyt.

19

Hy sal onser weder ontfermen, onse misdaet sal hi te niet doen, ende alle onse sonden sal hi in dat diepste der zee versincken.

20

Ghy sult den Iacob trouwe, ende Abraham ghenade bewijsen, ghelijc ghy onsen voorvaders voorlancx heyr ghesworen ende belooft hebt.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Mat. x. eze. xvij.

margenoot+
B vers 8
margenoota
Bi dese duysternissen worden verstaen die tribulatien ende benautheden deser werelt, door dit licht verstaetmen die geruste conscientie, die de geloouige houden inder tribulatien deser werelt. iob. xvij c.

margenoot+
C vers 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken