Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hier wort eenen anderen droom ende openbaringhe bescreuen

Dat .xi. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde ick sach eenen droome, ende siet, vander zee steech eenen aren op, dye twelf vloghelen, ende drie hoofden hadde.

2

Ende ick sach, ende siet, hi strecte zijn vloghelen wt ouer alle aertrijcke, ende alle die winden des hemels waeyden op hem, ende worden vergadert.

3

Ende ick sach, ende van sinen vederen worden contrarie vederen geboren, ende si worden tot cleyne ende luttel vederkens,

4

ende zijn hoofden waren rustende, ende dat middelste hooft was meerder dan dander hoofden, mer die arent rustede met hen.

5

Ende ick sach weder ende siet, den arent vlooch met zijn vederen, ende hi regneerde op der aerden, ende ouer hen die daer inne woonen.

6

Ende ic sach, dat hem alle dinghen onder den hemel onderdanich waren, ende nyemant en seyde teghen hem, noch niet een vanden creatueren die opter aerden is.

7

Ende noch sach ic, hoe dat die arent op zijn clauwen stont, ende liet een stemme met sinen vederen wtgaen, seggende.

8

En wilt niet alle te samen waken, slaept elc op sijn plaetse, ende waect eenen tijt lanck.

9

Maer dye hoofden laet inden wtersten behouden werden.

10

Ende ick sach, ende siet, die stemme en ginc niet wt van sinen hoofden, mer vander middelt zijns lichaems.

11

Ende ic telde zijn contrarie vederen, ende siet, daer wasser .viij.

12

ende ic sach, ende siet, ter rechter siden stont een vedere op, ende regneerde ouer alle aertrijc.

13

Ende tgeschiede doen si regneerde, so quam haer dat eynde, ende haer plaetse en was niet meer. Ende die naestuolgende stont op ende regneerde, ende si hielt veel tijts.

14

Ende tgeschiede als si regneerde, Ga naar margenoot+ ende haer eynde quam, dat si niet meer en verscheen, ghelijc die eerste.

15

Ende siet, daer is een stemme tot haer ghecomen segghende.

16

Hoort ghi, die soo langhe tijt dye

[pagina *]
[p. *]

aerde hebt gehouden. Dese dinghen vercondige ic v, eer ghi begint niet te blijken.

17

Niemant na v, en sal uwen tijt houden, noch ooc zijn helfte.

18

Ende de derde hief op, ende hielt dat prinschap, ghelijc ooc die eerste, ende si en verscheen niet.

19

Ende also ghebuerdet van allen den anderen bysonder dat prinscap te voeren ende weder nieuwerts te verschinen.

20

Ende ic sach, ende siet inder tijt die nauolgende vederen worden opgerecht, vander rechter siden, dat si oock souden regeren, ende wt desen wasser dye oock regeerden, mer corts en werden si niet meer gesien.

21

Want sommighe wt hen worden opgerecht, nochtans en regeerden si niedt.

22

Ende ick sach na desen, ende siet die .xij. vederen en waren niet, noch die twee vlogelkens,

23

ende daer en bleef nyet ouer inden lichame des arens, dan twee rustende hoofden, ende vi. vederkens.

24

Ende ic sach noch, ende siet, die ses vederkens sijn ghedeylt in tween, ende si bleuen onder thooft dat ter rechter siden was,

25

want die vier bleuen in haer plaetse

Ga naar margenoot+ Ende ick sach noch, dat die onder den vlogelen waren, begonsten hen op te richten, ende te regeren.

26

Ende ic sach, ende siet die eene is opgerecht, maer terstont en was hi niet meer.

27

Ende die tweede snellijcker dan die eerste, en waren niet meer.

28

Ende ic sach, ende siet, die twee die douerhant hadden, dachten bi hen seluen, dat si selue oock souden regneren,

29

ende doen si dat dachten, siet, een der rustender hoofden, het welc dat middelste was, ontwaectede, want dat was dat meeste der twee hoofden.

30

Ende ic sach, dat die twee hoofden met hem veruult waren,

31

ende siet dat hooft is bekeert met den genen die met hem waren, ende adt dye twee onderste vloghels, die daer dachten te regneren.

32

Ga naar margenoot+Maer dat hooft veruaerde alle aertrijc, ende het heerschapte daer inne, ouer die ghene die de aerde bewoonen met vele arbeyts, ende het hielt dye heerschappie des aertrijcs, ouer alle die vlogelen die geweest waren.

33

Ende ick sach na desen, ende siet tmiddelste hooft, onuersiens en wast niet meer, gelijc oock die vloghelen.

34

Maer die twee hoofden ghinghen te bouen, die welcke ooc desgelijcx regneerden ouer daerde, ende ouer die ghene die daer in woonen.

35

Ende ick sach, ende siet, dat hooft dat ter rechter siden was verslinde tghene dat ter slincker siden was.

36

Ende ick hoorde een stemme mi segghende. Beschout tegen v, ende aenmerct dat ghi siet

37

Ende ic sach, ende siet, als eenen leeu, verwect vander bosschagie brullende, ende ick sach, want hi wtseynde een stemme des menscen totten arent. Ende hy seyde, seggende.

38

Hoort ghi ende ic sal tot v spreken, ende die alder hoochste sal v seggen

39

En zijt ghi niet die te bouen zijt gegaen vanden vier dieren, die ick dede regneren in mijn werelt, ende op dat door hen dat eynde haerder tiden soude comen?

40

Ga naar margenoot+Ende die vierde quam, ende verwan alle dye dieren, dye door waren geghaen, ende met gewelt hielt hi die werelt met vele beuens, ende alle die werelt metten alder quaetsten arbeyt, ende hi bewoonde dat aertrijck, so vele iaren met bedroch,

41

ende ghy hebt die aerde geoordeelt, niet met waerheyt,

42

want ghi hebt die sachtmoedighe ghequelt, ende ghi hebt die rustende ghequetst, ende hebt die lueghenachtighe lief ghehadt, ende ghi hebt haer wooninge bedoruen, die vrucht maecten, ende ghi worpt die mueren neder, der gheender die v niet ghedeert en hebben

43

Ende uwen smaet is totten alder hoochsten op ghegaen, ende v houaerdicheyt totten stercken.

44

Ende die alder hoochste heeft aenghesien die houaerdige tiden, ende siet, si zijn gheeyndt, ende haer sonden zijn veruult.

45

Hier om en verschijnt ghy aerne niet meer, ende v veruaerlijcke vloghelen, ende v alder quaetste vederkens, ende v boose hoofden, ende uwe alderquaetste clauwen, ende alle v ydele lichaem,

46

op dat alle daerde vercoelt werde, ende weder keere, verlost zijnde van uwer cracht, ende hopen mach oordeel ende ontfermherticheyt, des gheens dyese ghemaect heeft.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 14

margenoot+
C vers 25

margenoot+
D vers 32

margenoot+
E vers 40


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken