Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Noch breeder vanden voorseyden droome, ende sine wtlegghinghe.

Dat .xij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde het gheschiede, als den leeu dese woorden sprack totten arent.

2

Ende ick sach, ende siet, dat hooft dat verwonnen hadde die vier vloghelen, die tot hem waren ghegaen, en waren niet meer, ende si sijn opgherecht, dat si souden regneren, ende haer rijck was smal, ende vol oploops.

3

Ende ick sach, ende siet, si en verschenen niet, ende alle dat lichaem des arens wert verbrant, ende die aerde verschricte alte zeer, ende ick ontwaecte vanden gheruchte mijns gemoedts, ende van groter vreesen.

4

Ende ick seyde mijnen gheeste Siet, ghy hebt mi dat ghegeuen, daer inne dat ghi des alderhoochsten weghen ondersoeckt.

5

Siet noch ben ick vermoeyt van ghemoede, ende in mijnen gheest ben ick alte wack, ende daer is weynich crachten in my, vander grooter vreesen, die ick desen nacht ontfaen hebbe.

6

Hier om sal ic den alder hoochsten bidden dat hi my totten eynde toe stercke.

7

Ende ic seyde, Heerscapper HERE, ist dat ic ghenade voor dijne ooghen heb vonden, ende ben ic bi v gerechtuaerdicht, Ga naar margenoot+ voor vele, ende ooc ist dat mijn ghebet sekerlic voor v aensicht is gestegen,

8

so sterct my, vertoont mi uwen knecht, die bediedinghe, ende ondersceydinghe dees veruaerlicx gesichts, op dat ghi mijn siel volcomelijc vertroost,

9

want ghi hebt mi waerdich geacht, mi die wterste tijden te verthoonen.

10

Ende hi seyde tot mi. Dit is die bediedinge des gesichts

11

Den arent, den welcken ghi op hebt sien stigen vander zee, dat is dat rijc dat Daniel v broeder int gesichte sach.

12

Maer het en is hem niet bediet, mer ic bediet v nv.

13

Siet, die dagen comen, ende daer sal een rijck opstaen, opter aerden, ende dat salmen vreesen, meer dan alle dander rijcken, die voor dat gheweest sijn,

14

want daer sullen tweelf coningen in regneren, deen na den anderen,

15

want die tweede sal beghinnen te regneren, ende hi sal breederen tijt houden dan die tweelf.

16

Dit is die bediedinghe der tweelf vloghelen die ghi saecht.

17

Ende die stemme die ghi saecht, die sprac, niet van sinen hoofde wt gaende, mer vanden middele zijns lichaems.

18

Dit is die bediedinghe. Want nae desen tijt sijns rijcx, sullen twisten opstaen, Ga naar margenoot+ die niet cleine en sullen sijn, ende het sal in pericule van vallen sijn. Maer het sal weder in zijn beghinsel ghestelt worden.

19

Ende want ghi saecht acht onder vlogelen, aenhangende sinen vlogelen. Dit is die bediedenisse.

20

Daer in sullen acht coningen opstaen, der welcker tijden licht ende rasch sullen sijn, ende twee wt hen sullen vergaen,

[pagina *]
[p. *]

21

Maer als den middel tijt ghenaect, sullen die vier inder tijt gehouden werden, als sinen tijt sal beginnen te ghenaken, op dat hi gheeynt worde. Maer die twee sullen totten eynde toe behouden werden.

22

Ende want ghi die drie hoofden hebt sien rustende, dit is die bediedenisse.

23

In zijn wterste sal die alderhoochste drie rijcken verwecken, ende hi salder weder vele toe roepen, ende si sullen die aerde verheeren,

24

ende die daer inwoonen met veel arbeyts, bouen alle die voor dese geweest hebben. Daerom so sijn si hoofden des arens gheheeten.

25

Want dese sullent zijn, die sijn ongodlicheden sullen verhalen, ende die sijn wterste sullen volbringhen.

26

Ende want ghy dat groote hooft ghesien hebt, niet verschijnende, Dit is zijn bediedenisse. Want een wt hen sal op zijn bedde steruen, ende nochtans met pijnen,

27

mer die twee die volherden, sal dat sweert eten,

28

want des eens sweert salt eten, welc met hem is, maer nochtans sal dese inden wtersten midts den sweerde vallen.

29

Ende want ghi twee onderulogelen hebt gesien hen onderworpen bouen dat hooft, welc ter rechter siden is.

30

Dit is die bediedenisse, Dit zijnse die de alder hoochste heeft bewaert, tot sinen eynde, dat is dat smal rijck ende vol verstooringhen.

31

Ga naar margenoot+Dat ghy ooc den leeu hebt ghesien, dien ghi vanden woude saecht ontwaken, ende brullende, ende sprekende totten arent, ende hem straffende, ende zijn ongerechticheden door alle sine reden, gelijc ghi gehoort hebt.

32

Dat is den wint die de alderhoochste gehouden heeft totten eynde toe, tot hen, ende haer ongodlicheden, ende hi salse straffen,

33

ende hi sal haer verschoringhe voor hen voorhouden. Want hi salse leuende int ordeel stellen, ende het sal sijn, als hise ghestraft sal hebben, dan sal hise castien.

34

Want mijn ouergebleuen volck, sal hy met katiuicheden verlossen, die behouden sijn op mijne palen, ende hi salse verblijden, tot dat eynde, den dach des oordeels sal comen daer ick v van beghinne af hebbe ghesproken.

35

Dat is den droom dien ghi gesien hebt, ende dese zijn die bediedinghen.

36

Aldus hebt ghi alleen weerdich geweest, dese verborgentheden des alderhoochsten te wetene.

37

Hieromme so scrijuet alle dese dinghen, die ghi gesien hebt in eenen boeck, ende setse in een verborgen plaetse,

38

ende ghi sultse den wijsen van uwen volcke leeren, der welcker herten, ghi weet datse moghen begripen, ende behouden dese verborghen dinghen.

39

Maer verbeyt ghi hier noch seuen ander dagen, op dat v verthoont werde, so dat den alderhoochsten goet sal duncken v te verthoonen. Ende hi ginc van my.

40

Ga naar margenoot+Ende het gheschiede, als allet volck hoorde, dat die seuen daghen voorby waren, ende ick niet weder ghekeert en was in die stadt, ende elc vergaderde hem vanden minsten totten meesten, ende si quamen tot mi, ende seyden mi segghende.

41

Wat hebben wi tegen v gesondicht, ende wat hebben wi onrechtelic teghen v ghedaen, dat ghi ons verlatende, in dese plaetse woont?

42

Want ghi zijt ons alleen ouerghebleuen, wt allen volcken, ghelijc een wijndruyue wt den wijnghaert, ghelijck een keersse, in dye duyster plaetse, ende ghelijck een hauene den schepe, behouden vanden stormen.

43

Ofte en zijn ons die quaden niet ghenoech, die daer ghebueren?

44

Hieromme, eest dat ghi ons verlaet, hoe veel beter had-det ons gheweest, dat wi ooc verbrant waren met Sions brant?

45

Want wi en zijn niet beter dan dye ghene die daer ghestoruen sijn, ende si screyden met luyder stemmen.

46

Ende ick antwoorde tot hen segghende, Israel betrout, ende en wilt niet droeue zijn, ghi huys Iacobs,

47

Want uwe gedachtenisse is byden alderhoochsten, ende die stercke en heeft uwer niet vergeten, inder proeuingen,

48

want ick en hebbe dy niet verlaten, noch ick en ben niedt wtghegaen, maer ick ben in dese plaetse ghecomen, dat ick voor die verlatinghe Zions soude bidden, op dat ick ontfermherticheyt soude soecken, voor dye nederheyt dijnre heylichmakinghe.

49

Ende nv gaet elc in sijn huys ende ick sal tot v comen na dese daghen.

50

Ende het volck ghinck wech, alsoo ick hem seyde, in die stadt, maer ick sat in dat veldt, seuen daghen,

51

ghelijck mi die Enghel beuolen hadde, ende ick adt alleen vanden bloemen des ackers, vanden cruyden is mi spijse gheworden in dien daghen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 18

margenoot+
D vers 31

margenoot+
E vers 40


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken