Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Iudith die God vreesende weduwe straft die ouersten, om dat si God een mate gheset hadden, si vermaent dat volck God aen te roepen, ende haer te beteren op dat God haer ghenade geue, ende si openbaert den ouersten haer opset.

Dat .viij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde het is gheschiet, doen Iudith dese woorden hoorde, die een weduwe was een dochter Merari, des soons Idox des soons Ioseph, des soons Ozie, des soons Elai, des soons Iamnor, des soons Iedeon, des soons Raphoim, des soons Achitob, des soons Melchie, des soons Euan, des soons Nathanie, des soons Saalthiel, des soons Simeon, des soons Ruben

2

Ende haer man was Manasses geheeten, die welcke gestoruen is inden daghen des ghersten oogsts,

3

want hi stont bi die scouen binders, op dat velt, ende die hitte quam op zijn hooft, ende hy is gestoruen in Bethulia, in sine stadt. Ende hi is daer gegrauen met sinen vaders.

4

Ende Iudith was sijn achter gelaten weduwe, nv drie iaren, ende ses maenden.

5

Ende int opperste haers huys maecte si haer een heymelijcke camere, in welcke si met haren maechden besloten woonde,

6

ende hebbende op haer lendenen een hayren cleet, vastede si alle haer leefdagen, behaluen die sabbothen, ende nyeu maenden, ende die hoochtijden des huys Israels.

7

Si was wter maten schoon van aensichte, der welcker haer man veel rijcdommen hadde ghelaten ende een oueruloedich gesinne, ende besittingen vol cudden der ossen ende der schapen.

8

Ende dese was aldermeest vermaert, want si vreesde God seer, noch daer en was niemant, die van haer een quaet woort sprake

9

Ga naar margenoot+Aldus doen dese Iudith hoorde, dat Ozias gelooft hadde, dat hi den Assiriers die stadt soude ouerleueren, als den vijfsten dach voorbi ware, seynde si totten ouders Chambri ende Charmin,

10

Ende si quamen tot haer, ende si seide hen. Welc is dat woort: daer Ozias inne gheconsenteert heeft, dat hi die stadt den Assyriers soude ouerleueren, waert dat ons binnen vijf dagen geen hulpe en quame.

11

Ende wie zijt ghi, die den HERE tenteert? Dit en is geen reden die ontfermherticheyt mocht verwecken, mer die meer gramscappen verwecke, ende die verbolgentheit aensteke

12

Ghi hebt eenen tijt der ontfermherticheit des HEREN gheset, ende ghi hebt hem eenen dach na v goetduncken ghestelt.

13

Ga naar margenoot+Maer want die HERE lijdtsaem is, laet ons in dien seluen leet wesen hebben, ende laet ons zijn vergeuinghe met wtgestorten tranen eysschen.

14

Want God en sal niet dreygen als een mensche, noch hi en sal tot gramscappen niet ontsteken worden, als eens menschen soon.

15

Ende hierom laet ons hem onse sielen verootmoedigen, ende hem met eenen verootmoedichden ghebrokenen gheest dienen Laet ons den HERE weenende seggen, dat hi na sinen wille, alsoo sine ontfermherticheyt met ons doe,

16

op dat also onse herte ontstelt is in haerder houaerdicheyt,

17

dat wi ooc also van onser nederheyt moeten glorieren. Want wi niet na gheuolget en hebben, die sonden onser vaderen, die haren God verlaten hebben, ende hebben ander goden aengebedet,

18

om welcke misdaet, si gegeuen zijn totten sweerde, ende tot eenen roof, Ga naar margenoot+ ende tot bescaemtheyt haerder vianden.

19

Mer wi en weten geenen anderen God dan hem alleen Laet ons ootmoedelic sinen troost verwachten,

20

ende hi sal ons bloet versoecken, vanden mismakingen onser vianden, ende hi sal alle volcken vernederen, die teghen ons opstaen. Ende die HERE onse God sal die sonder eere maken

21

Ga naar margenoot+Ende nv mijn lieue broeders, Ga naar margenoot+ ghi die ouders zijt inden volcke Gods, ende haer siele hanget aen v, Recht haer herten op, met uwer wtspraken, op dat si gedachtich zijn, dat onse vaders hier voormaels getenteert zijn, op dat si gheproeft souden worden, oft si haren God warachtelic dienden.

22

Si sullen gedachtich zijn hoe onse vader Abraham geproeft is, Ga naar margenoot+ ende door veel tribulatien besocht, is hi Gods vrient geworden,

23

Also Isaac, Also Iacob, Alsoo Moses, ende al die God behaget hebben, zijn door veel tribulatien ghetrou geuonden.

24

Maer die haer proeuinge niet ontfanghen en hebben inder vreesen des HEREN, ende haer onlijdtsaemheyt ende den lachter haerder murmuratien, tegen den HERE voort brochten, die zijn verdoruen vanden verderuer, ende sijn vanden serpenten vernielt.

Ende hierom, en laet ons ons seluen niet wreken, vanden dingen die wi lijden, mer scatten dese straffinghen minder, dan onse sonden te wesen.

25

Laet ons gheloouen, dat ons die geesselen des HEREN, als knechten die gecastijt worden tot beteringe, ende niet tot onse verdoemenisse toegecomen te zijn.

26

Ga naar margenoot+Ende Ozias, ende die ouders spraken tot haer. Alle die dingen die ghi ghesproken hebt, Ga naar margenoot+ die zijn warachtich ende in v reden en is geen berispinge.

27

Nv dan so bidt den HERE God voor ons, want ghi zijt een heylich wijf ende ghi vreest God.

28

Ende Iudith seyde hen. Gelijc ghi bekent, dat het wt God is, dat ick heb mogen spreken alsoo ondersoect, oft wt God is, dat ick heb geschict te doen, Ende bidt dat God mijnen raedt vast make.

29

Ic heb also voor mi genomen, Ghi sult desen nacht voor die poorte staen, ende ic sal wtgaen met mijnder deernen Abra, Ende bidt dat de HERE gelijc ghi geseyt hebt, zijn volc Israel, in vijf dagen aensie,

30

Mer ic en wil niet, dat ghy mijn daet ondersoect, Ende tot dat ict v bootscapte, en laet niet anders geschieden, dan tgebet voor mi totten HERE onsen God.

31

Ende Ozias die prince Iude seyde tot haer Gaet in vreden, ende die HEERE si met v, tot een wrake onser vianden Ende wederkeerende zijn si wech ghegaen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 9

margenoot+
C vers 13

margenoot+
Iudit iij iiij. vi.

margenoot+
D vers 21
margenoot+
Iere. v. Deut. xxxij

margenoot+
Gene. xvij.d Prouer. iij.b Hebre. xij. nu. xxi d ij.para. xviij.

margenoot+
E vers 26
margenoot+
i.Ioani iiij.d i.Corin. xiij.c. i.Ti. v a


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken