Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe Iudith Holoferni sijn hooft af sloech.

Dat .xiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde doent auont was geworden, so haesten sijn knechten tot haren herberghen.

2

Ende Vagao sloot die dueren der slaepcameren, ende ginc wech, Want si waren alle ouerladen vanden wine.

3

Ende Iudith was alleen in dye camere.

4

Ende Holofernes lach int bedde versmoort van grooter dronckenschap.

5

Ende Iudith seyde haerder maecht, dat si buten voor

[pagina *]
[p. *]

die camer soude staen, ende hoede dzagen.

6

Ende Iudith stont voort bedde biddende met tranen, ende met ruerender lippen, in stilheyt seggende.

7

O HERE een God Israels, sterct mi, ende siet in dese vre totten wercken mijnder handen, Ga naar margenoot+ op dat so ghi ghelooft hebt, Ierusalem v stadt op te rechten,

8

Verleent mi dat ick door v volbrengen mach, tghene dat ic wt betrouwen tot v voorgenomen hebbe te doene.

9

Ende als si dit geseyt hadde, so ginc si tot die bedstede, ende si ontbant sijn swaert dat daer aen hinc, Ende als sijt wt der sceyden had ghetrocken, so greep si die haerlocken sijns hoofts ende sprac. Sterct mi O HERe God in deser vren, Ga naar margenoot+

10

ende si sloech tweemael in sinen necke, ende sloech sijn hooft af, ende si nam dat muggen net ende wentelde sijn doode lichaem om. Ga naar margenoot+

11

Ende na een luttele tijts ginc si wt, ende gaf dat hooft Holofernis haerder dienstmaerten, ende hiet haer in haer male te steken.

12

Ende si twee gingen wt na hare gewoonte, als totten gebede, ende si gingen door die heyrleghers, ende omgaende dat dal, quamen si totter stadt poorten,

13

ende Iudith riep den bewaerders der mueren van verre. Doet die poorten op, want God is met ons, die daer cracht in Israel gedaen heeft.

14

Ende het gesciede doen die mannen haer stemme hoorden, so riepen si die ouders der stadt, ende si liepen alle vanden minsten totten meesten haer te ghemoete,

15

Want si vermoeden datse nv niet comen en soude,

16

Ende aenstekende die lichten vergaderdense alle om haer. Mer si clam op een hooge plaetse, Ga naar margenoot+ ende hiet datmen swijgen soude.

17

Ende als si alle swegen, so heeft Iudith geseyt. Louet den HERE onsen God, dye niet verlaten en heeft die in hem hopen, ende heeft sijn barmherticheyt in my sijn dienstmaecht veruult,

18

die hi den huyse Israel belooft heeft, ende heeft in mijn hant den vyant sijns volcx in dese nacht gedoot.

19

Ende dat hoot Holofernis voort brengende wter malen, toonde sijt dien segghende. Siet dat hooft Holofernis, des hooftmans der Assiriers Ende siet sijn omhangsel oft muggen net, daer hi in lach in sine dronckenscap,

20

daer hem die HEERE onse God ooc door eens wijfs hant versloech. Mer also warachtelic als die HERE selue leeft, sinen engel heeft mi bewaert van hier gaende, Ga naar margenoot+ ende daer vertoeuende, ende van daer weder herwaerts keerende, Ende die HERE en heeft mi sijn dienstmaecht niet beulect laten worden, mer sonder alle beuleckinge der sonden, heeft hi mi tot v weder gebracht, verblijdende in sine victorie, in mijn ontcominge, ende in v verlossinge.

21

Belijt hem alle want hi goet is, ende zijn ontfermherticheyt duert inder eewicheyt.

Ende si loofden alle den HERE, ende seyden tot haer. Die HEERE heeft v in sijnder cracht gebenedijt, want door v heeft hi onse vyanden vernielt

22

Ga naar margenoot+Ende Ozias die ouerste des volcx Israel seyde tot haer. Gebenedijt sijt ghi vanden HERE, dye hemel ende aerde heeft gescapen,

23

ende die v hant heeft ghesterct om dat hooft vanden hooftman onser vyanden af te slaen want hi uwen name heden also groot gemaect heeft,

24

dat uwen lof niet wech en sal gaen, vanden monde der menscen die des HEREN macht gedachtich zijn inder eewicheyt, om dat ghi v seluen niet gespaert en hebt, mer v in perikel gestelt hebt, aensiende die benautheit ende tribulatie ws geslachts,

25

Mer ghi sijt den valle te hulpe gecomen, voor dat bescouwen ons Gods. Ende allet volc seyde, Het geschiede, het gheschiede

26

Ende doemen Achior riep, so quam hi, ende Iudith seyde hem,

27

God Israel, dien ghi getuych hebt ghegeuen dat hi hem wreke van sinen vyanden, hy heeft in deser nacht, alder ongeloouiger hooft in mijn hant afgeslagen.

28

Ende op dat ghi beuinden muecht dattet alsoo is, siet Holofernis hooft, die inde versmadinghe sijnder houaerdicheydt, den God Israel versmaet heeft, ende dreychde v die verderffenisse segghende,

29

Alst volc Israel geuangen is, sal ic v siden doen doorsteken metten swaerde.

30

Ende als Achior Holofernes hooft sach, benaut sijnde van scroeminge viel hi op sijn aensicht ter aerden, ende was beswijmt.

31

Ende na dat hi weder becomen was so is hi tot haren voeten geuallen, ende heeftse ghepresen seggende.

32

Gebenedijt sijt ghi van uwen God in alle Iacobs wooningen, want alle volc dat uwen name sal hooren, sal van dijnen weghen den God van Israel groot maken.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Gebet

margenoot+
Gebet

margenoot+
Muggen net is een cleet datmen ouer dat bedde hanct ende wtspant om der muggen oft muesien wil

margenoot+
C vers 16

margenoot+
Psa. c.v ende .xvij.

margenoot+
D vers 22


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken