Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die vrome ende geloouighe hebben op God acht, si en laten haer met den beelden nyet verleyden. Maer dyese maken, liefhebben, daer op hopen, haer eeren, die zijn alle des doots weerdich.

Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer ghi onse God zijt soet lijdsaem ende warachtich, Ga naar margenoot+ ende alle saecken in ontfermherticheyt beschickende.

2

Wandt al ist dat wi sondighen, wi zijn uwe wetende v grootheyt, ende ist dat wi niet en sondigen, so weten wi, dat wi bi v gerekent zijn,

3

Wandt v te kennen, is volmaecte gerechticheyt, ende te weten v gerechticheyt ende cracht, is een wortel der onsterflicheyt.

4

Want die vercieringe der quader consten der menschen, en brocht ons in gheen dwalinghe, noch die schaduwe der schilderen, welc eenen arbeyt sonder vrucht is,

5

ende een Ga naar margenoota beelt gegrauen met menigerlei veruwe, welcs aenscouwen den onwijsen begeerlicheyt geeft, Ga naar margenoot+ ende eert, ende heeft lief, die gelijckenisse eens dooden beelt sonder siele.

6

Liefhebbers deser quader dingen, Ga naar margenoot+ zijn der doot werdich die hope in sodanigen hebben ende die die maken ende diese liefhebben, ende diese dienen,

7

Maer een potbacker druckende die morwe aerde, scept hi elc vat tot onsen orbaer, ende vanden seluen slijcke maect hi vaten die reine zijn te orboren, ende des gelijcx, die desen contrarie zij, ende die potbacker is die rechter waer toe dat dye vaten nut ende orbaerlic zijn.

8

Ende hi scept eenen God, met onnutten arbeyt vanden seluen slijcke, die gene, die een luttel te voren, selue van aerden ghemaect was, ende een luttel daer na, als hi sterft, so wert hi weder aerde.

9

Ga naar margenoot+Maer hi heeft sorghe niet om dat hi arbeyden sal, noch om dat hi een cort leuen heeft, mer hi strijdet metten goutsmeden, ende metten siluersmeden, ende hy volcht ooc na die coper werckers, ende hi toont glorie om dat hi alte ydele dingen schept.

10

Sijn herte is assche, ende sine hope is alte ydele aerde, ende zijn leuen is snooder dan slijck,

11

want hi en weet niet wie hem gemaect heeft, ende wie hem die siele in geblasen heeft, dat hi wercken can, ende wie hem den leuendigen geest in blies.

12

Mer si achten ons leuen ooc een spel te wesen, ende die conuersatie des leuens toeghemaeckt tot gewinne, ende datmen dat ooc alle sins, wt den quade vercrigen moet.

13

Want dese weet dat hi bouen al misdoet, die wt materie der aerden, broossche vaten, Ga naar margenoot+ ende wtgegroefde afgoden maect.

14

Want alle ws volcx vianden, ende die daer ghebot ouer hebben zijn onwijse ende onsalige bouen maten haerder sielen houerdich.

15

Want si schatteden alre natien afgoden. Goden te wesen, die noch gesichte der ooghen en hebben, om te sien, noch nuesen om te riecken, noch ooren om te hooren, noch vingeren, noch handen om te tasten, ende haer voeten zijn ooc traech om te wandelen.

16

Want een mensce heeftse gemaect, ende die den geest ontleent heeft, die schiepse. Want geen mensce en mach eenen God schepen hem gelijc,

17

Om dat hi sterflic is, so scept hi eenen dooden met ongerechten handen, Hi is selue beter dan die ghene dien hi dient. Want hi leefde doch al was hi sterflic, mer die en leefde niet.

18

Mer si dienen ooc katiuigen dieren, want die ongeuoelike dingen desen gelijct, zijn si erger dan die,

19

noch geen van desen dieren en mach ooc metten aenscouwen, geen goede dinghen beschouwen. Maer si en hebben God niet gelooft oft ghedanct.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
esa. liij d phi. iij d Ier. ix f

margenoota
beelt) dat is alle versierden ende onnutten Gods dienst.
margenoot+
B vers 5

margenoot+
Deu. vij xviij.

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 13


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken