Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoemen den medecijnmeester ende die medecijn als een ghaue Gods eeren ende ghebruycken sal. Nochtans ten eersten in alderley crancheyt tot God te loopen. Die dooden machtelijcken beclaghen, ende rouwe daer ouer dragen, nochtans niet te seer droeuich sijn, Mer bereyden om ooc te steruen, hoe een yegelic hantwercx man ernste ende neersticheyt op sinen arbeyt sal hebben, ende dat die der ghemeynte profijt beuolen is, also sullen alle menschen tot wijsheyt schicken Gode te dienen, ende sijn gheboden te onderhouden.

Dat .xxxviij. Capittel

1

Ga naar margenoot+EErt den medecijnmeester, om des noots wil, want die alderhoochste heeft dyen ooc gescapen,

2

Want van Gode is alle medecijn, Ga naar margenoot+ ende vanden coninc sal hi scinckingen ontfaen.

3

Die wijsheyt des medecijnmeesters brengt hem tot hoger eeren, ende voor den hoogen deser werelt, sal hi hogelic ende eerlic gehouden worden,

4

die alderhoochste heeft die medicine vander aerden gescapen, ende een voorsichtich man en sal hem daer niet af veruaren.

5

En is dat bitter water nyet versoet vanden houte?

6

Haer cracht is totter menschen kennisse. Ende die alderhoochste heeft den mensche kennisse gegeuen, gheeert te werden in sine wonderlicheden.

7

In desen genesende, sal hi die smerte versaechten, een Apoteker sal pillen der soeticheit maken, ende hi sal saluingen der gesontheit maken, ende sine wercken en sullen niet voleynt worden,

8

Want die weluaert is vanden HEERE ouer alle der aerden.

9

Mijne kint en veracht v seluen niet in uwer crancheydt, maer bidt den HERE, ende hi sal v ghenesen

[pagina *]
[p. *]

10

keert af vander misdaet, ende stieret v handen. Ende reyniget v hert van alre misdaet,

11

Geeft dat welrieckende offer, ende tot eenen goeden teeken, die bloemen des meels, maect den offer vet, als een die de eerste vrucht geeft ende geeft den medecijnmeester plaetse,

12

want die HERE heuet hem ooc geschapen, ende hi en gaet niet van v, want sine wercken zijn v van noode.

13

Want daer is eenen tijt dat ghi in haren handen sult vallen,

14

ende si sullen den HERE bidden, dat hi haer ruste tot gesontheyt stier, om haerder conuersatien wille.

15

Die tegen sinen scepper misdoet, die sal in die handen des medecijnmeesters vallen.

16

Ga naar margenoot+Mijn kint, laet tranen ouer den dooden, ende begint te screyen, als oft ghi wat swaers gheleden hadt, ende bedect sijn lichaem, alsoot betaemt, ende en veracht sijne begrauinge niet.

17

Om die opsprake draecht bitterlic rouwe ouer hem eenen dach lanc, Ga naar margenoot+ oft twee, ende werdt vertroost om die droefheyt, ende draget rouwe na sijn verdiente, eenen dach oft twee, om die achterclappinge

19

Want van droefheyt comt haest die doot ende ouerdect die cracht, ende droefheit des herten, breect die stercte,

20

In die afleydinghe blijft droefheit, ende dat goet des armen, na sijn herte.

21

En geeft v herte niet in droefheit, mer verdrijft die van v, ende gedenct der wtersten,

22

en wiltse niet vergeten, want daer en is gheen wederkeeringhe, ende ghi en sult desen niet baten, ende ghi sult v seluen verargeren.

23

Sijt mijns oordeels gedachtich, want also sal dat uwe ooc sijn. Mi ghisteren ende v heden.

24

In des dooden ruste, doet sijn ghedachtenisse rusten, ende vertroost hem inden wtganck sijns gheests.

25

Ga naar margenoot+Scrijft wijsheit inden tijt der sedicheit, ende die rust van sinen wercken sal wijsheit vernemen, want hy sal met wijsheyt veruult werden.

26

Die den ploech hout ende dye zijn vruechde heeft in houen ende tuynen, ende die ossen drijuet, ende die met deser ghelijcke wercken om gaet, die weet van ossen te spreken.

27

Hi sal zijn herte geuen om dye Ga naar margenoota voren om te keeren, ende sine neersticheit is inder koeyen vetheit.

28

Also is ooc alle smidt ende oppermeester, die den nacht als den dach ouerbrengt, dye gegroeueerde teykenen wtgroeft, ende sijn neersticheyt verandert dye schilderie. Hi sal sijn herte tot gelijcheyt der schilderien gheuen, ende hi volbrengt dat werck mits sine wakinge.

29

Also doet ooc die ysersmidt, sittende bi zijn aenbeelt, ende aenmerckende dat werc des ysers. Die waseme des viers bernt sijn hant, Ga naar margenoot+ ende hi arbeyt inder hitten des forneys.

30

Die stemme des hamers vernieut zijn oore, ende sijn oogen sien sonder ophouden op tgeen dat hi maect.

31

Hi sal sijn herte gheuen tot voleyndinge der wercken ende die onuolmaectheit sal hi mits sijn neersticheyt vernieuwen.

32

Also een potbacker sittende tot sijn werc, dat rat met sinen voet omkeerende, die altoos in sorchfuldicheit is om sijns wercx wille, ende alle zijn werckinge is ontellic.

33

In sinen arm sal hi dat slijc scheppen, ende voor sijn voeten sal hi sijn cracht crommen,

34

hi sal zijn herte gheuen, op dat hijt lieflick ende proper make, ende dat forneys sal hi midts sijn neersticheyt reynighen.

35

Alle dese hebben in haren handen ghehoopt, ende een yeghelijc is in sijnder consten wijs.

36

Sonder alle dese en wert een stadt niet getimmert,

37

noch bewoont noch bewandelt, nochtans en comen si inder gemeynten tot gheenen hoogen state.

38

Si en sullen op des rechters stoel niet sitten, ende si en sullen dat verbondt des rechts niet verstaen, noch si en sullen dat ordeel ende die rechten niet int openbaer maken, ende si en sullen die verborgen wijse redenen niet vinden,

39

maer door haer wort de creatuere der werelt onderhouden, ende haer gebet is in die werckinge der const, haer sielen daer toe scickende, ende ondersoeckende inde wet des alderhoochsten

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Esaie. xxxviij f

margenoot+
C vers 16

margenoot+
i.thes. iiij.a ro. viij.g

margenoot+
D vers 25

margenoota
Voren omme keeren, beteekent alderhande arbeyt.

margenoot+
E vers 29


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken