Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die historie vanden beelde te Babilonien Beel genoemt, welcken Daniel die propheet brac, ende ooc den draec doode, waeromme hy inden cuyle voor den leeuwen geworpen wort, daer hem na ses dagen als hem hongerde, van Habacuc teten gebracht wert

Dat .xiiij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAniel was des conincx gast, ende geeert bouen alle zijn vrienden

2

Ende bi dye Babiloniers was eenen afgod geheeten Bee ende aen hem werden alle dage te cost geley tweelf maten bloemen ende veertich schap

[pagina *]
[p. *]

ende ses grote cruycken wijns.

3

Die coninc selue diende desen beelde, ende hi ginc alle daghen hem aenbidden, maer Daniel aenbadt sinen God.

4

Ende die coninc seyde hem, waeromme en aenbidt ghi Beel niet. Hi antwoorde, ende seide tot hem. Want ic en aenbede geen afgoden met handen gemaect, mer den leuenden god, die welcke hemel ende aerde gescapen heeft, ende heeft macht ouer alle vleesch.

5

Doen seide die coninc tot hem, en dunct v niet dat Beel een leuende God is? Ga naar margenoot+ oft en siet ghi niet hoe veel dat hi eetet ende drincket?

6

Ende Daniel seyde al lachende O coninc en doelt niet. Want dese is binnen slijckich, ende van buyten eerensch oft metaelsch, noch hi en etet niet tot eenigher tijt.

7

Ende die coninc wert gram, ende riep alle die priesters tot hem, ende hi seyde hen, het en si dat ghi mi segghet, wie dese is, die desen cost etet, so sult ghi steruen,

8

mer ist dat ghi toont dat Beel alle dese dingen etet, soo sal Daniel steruen, want hi heeft in Beel geblasphemeert Ende Daniel seyde den coninc. Het gesciede also na uwen woorde.

9

Die Priesters Beel waren tseuentich wtgenomen die huysurouwen, ende die kinderen.

Ende die coninc quam met Daniel in Beels tempele ende die priesters seyden.

10

Siet wi sullen buyten gaen, ende heer coninc, sedt ghi die spijse, ende schenct den wijn, ende sluytet die duere, ende segeltse met uwen rinck,

11

ende eest dattet niet al van Beel gheten en is des smorghens als ghi daer comt, soo sullen wi steruen, oft Daniel die tegen ons gelogen heeft,

12

si betrouden, want si hadden onder die tafel eenen verborgenen inganc gemaect, ende door dyen gingen si altoos, ende verslonden dat.

13

Aldus ist geschiet, na dyen dat si wtgegaen waren ende die coninck settede spijse voor Beel, soo gheboot Daniel sinen knapen, ende si brochten asschen, ende hy siftese ouer al den tempel, voor den coninc, ende si gingen wt ende sloten die duere, ende segeldense met des conincx rinc ende si gingen wech,

14

mer die priesteren gingen daer snachs inne, na haer oude gewoonte ende hare huysurouwen, ende haer kinderen, Ga naar margenoot+ ende si atent ende dronckent altemael.

15

Die coninc stont smorgens vroech op, ende Daniel met hem,

16

ende die coninc seyde. Daniel en zijn die segelen niet gants ende geheel? Hi antwoorde, ia heer coninck si zijns gants ende geheel.

17

Ende terstont als hi die duere op gedaen, had, sach die coninc die tafel aen, ende riep wt met luyder stemmen o Beel ghi sijt groot ende bi v en is geen bedroch.

18

Ende Daniel lachte, ende hielt den coninc, dat hi niet binnen en soude gaen, ende seyde. Siet dat plaueysel, aenmerct wiens voetstappen dattet sijn.

19

Ende die Coninc seyde, ic sie voetstappen der mannen ende wijuen, ende ionger kinderen, ende die coninc wert gram,

20

doen greep die coninc die priesters, ende haer huysurouwen, ende haer kinderen, ende si toonden hem die verborgen sluypduerkens, door welcke si in gingen, ende verteerden tgene dat op die tafel was.

21

Hierom so dodese die coninck, ende hi leuerde Beel in Danielis macht, die hem ende sinen tempel omworp.

22

Ende in die plaetse was eenen groten draeck, ende die Babiloniers dienden hem. Ende die coninc seyde tot Daniel, Segt ghi ooc dat desen metalen oft coperen is? Siet hi leeft, hi eet ende drinct. Daerom en moecht ghy niet seggen, dat hi gheen leuende Godt en is, hier om aenbidt hem.

23

Ende Daniel seyde den coninc, ic aenbidde den HERE mijnen God, want hy is een leuende God, mer dit en is geen leuende God,

24

maer heer coninck, geeft ghi mi macht, ic sal den draec sonder sweert of stoc dootslaen Ende die coninc seyde, ic geue v die machte.

25

Doen nam Daniel peck ende ruet ende hayr, ende hy soot dat te gader, ende hi maecte clompen, ende stiet inden mont des draecx, ende den draec berstede Ende Daniel seide, siet wien ghi diende.

26

Doen die Babiloniers dat hoorden, sijn si machtelijc verbolgen, ende vergadert sijnde tegen den coninc seyden si, die coninc is een Iode geworden. Hi heuet Beel laten verderuen. Hi heuet den draeck verworget ende die priesters gedodet.

27

Ga naar margenoot+Ende als si totten coninc quamen, seyden si † Leueret ons Danielem, oft anders sullen wi v dooden, ende alle v huysghesin.

28

Die coninc sach dat si crachtelijc tegen hem indrongen, ende mits nootsaeckelicheit gedwongen, leuerde hi hen Danielem,

29

den welcken die Babiloniers inden cuyl der leeuwen worpen. Ende hi was daer ses dagen,

30

in die cuyle waren seuen leeuwen, ende hen werden dagelijcx twee lichamen ende twee scapen gegeuen,

31

ende doen en zijnder hen geen gegeuen, om dat si Danielem verslinden souden.

32

Habacuc was een propheet in dat iootsche lant, ende hi hadde te etene ghecooct, ende hi had broot in een bacxken gebrocket, ende hi ghinc opt velt, dat hijt soude den mayers dragen.

33

Ende die Engel des HEEREN seyde tot Habacuc, Ga naar margenoot+ draecht dese spijse die ghi hebt in Babilonien, tot Daniel, die inden cuyle der leeuwen is. *

34

Ende Habacuc seyde HERE ic en heb Babilonien niet gesien, ende ic en weet den cuyle niet.

35

Ende die Engel des HEREN greep hem met sinen toppe, ende hi droech hem biden hayre zijns hoofts, ende hi sette hem in Babilonien, op den cuyle in den druyssce zijns geests.

36

Ende Habacuck riep, segghende. O Daniel knecht Gods, neemt die spijse die v God gesonden heeft.

37

Ende Daniel seide. Och HERE God ghi hebt mijns gedacht, ende ghi en hebtse nyedt verlaten die v liefhebben.

38

Ende Daniel stont op ende adt. Ende die Engel des HEREN voerde Habacuck terstont weder in sijn plaetse.

39

Aldus quam die coninc opten seuensten dach, dat hi Danielem soude beweenen, ende hi quam totten cuyle ende sach daer in, ende siet, Daniel sadt int midden der leeuwen,

40

ende die coninck riep wt, met luyder stemmen, seggende. O HERE Daniels God, ghy zijt groot

41

ende hi troc hem wten cuyle der leeuwen. Maer die die saecke sijnder verderffenissen hadden geweest, Ga naar margenoot+ werp hi binnen inden cuyle, ende si sijn in eenen ogenblic, Ga naar margenoot+ voor hem verslonden.

42

Na desen screef die coninc aen alle volcken, geslachten, ende tongen, die in allen sinen landen woonden. Die vrede vermeerdere haer bi v. Dit is mijn beuel. Men sal inden heelen byuanck mijns rijcx. Daniels God vreesen, ende wel voor oogen houden. Want hi is dye leuende God, die eewelijc blijft, sijn conincrijc blijft onuerganckelijc, ende sijn moghentheyt duert totten eynde toe. Hi can wel beschermen ende verlossen. Hi doet teekenen ende wonderlijcke wercken, inden hemel ende opter aerden, want hi heeft Daniel vander leeuwen cuyle verlost.

¶ Hier nae volcht dat eerste boeck der Machabeen

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 14

margenoot+
D vers 27

margenoot+
E vers 33

margenoot+
F vers 41
margenoot+
Hest. vi.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken