Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier beghint dat xiij. Capit. Daniels, Welck niet int Ebreeusch, mer in Theodotionis ouersettinghe staet.

¶ Die historie van Susanna ende Ioakim haren man, Ende vanden twee priesteren oft ouders die met haer begheerden te sondighen, ende sijn van Drniele den propheet ter doot verwesen.

Dat xiij Capittel

1

Ga naar margenoot+DAer woonde een man te Babilonien, ende hiet Ioakim,

2

ende hi nam een huysurouwe, gheheeten Susanna, Hilkie dochter, die wter maten schoon was. Godvreesende.

3

Ende want haer ouders gerechtich waren, so onderwesen si haer dochter na Moyses wet,

4

Ende Ioakim haer man was seer rijc, ende hadde eenen bogaert bi sijn huys, ende die Ioden vergaderden tot hem, om dat hi die eerlicste van allen was,

5

ende in dien iare sijn twee oude rechters gestelt, van welcken die HERE ghesproken heeft. Alle boeuerie die in Babylonien is gecomen, is wt die ouders, dat is vanden rechteren wtgegaen, die dat volc schenen te regeren.

6

Dese quamen dicwils totten huyse Ioakim, ende alle die wat int gherechte te doen hadden quamen tot desen.

7

Alst volc smiddaechs wederkeerde, so ginc Susanna in, ende wandelde in haers mans hof,

8

Ende die ouden sagense dagelicx in gaen ende wandelen, ende si ontstaken in haerder begeerlicheyt.

9

Ga naar margenoot+Ende si keerden haren sin auerecht, ende si neychden haer oogen af, dat si den hemel niet sien en souden, noch dat si der rechtueerdiger ordelen niet gedencken en souden,

10

Want si waren beyde met haerder minnen gewont noch si en gauen malcanderen haren noot niet te kennen

11

Want si scaemden hen haer begeerlicheyt malcanderen te kennen te geuen, willende byslapen met haer. Ende si namen dagelicx hoede, om haer te sien.

12

Ende deen seyde totten anderen. Laet ons thuys gaen, wandt het is maeltijt. Ende wtgaende schieden si van malcanderen

13

Ende als si weder waren gekeert, quamen si te gader, ende die sake van malcanderen onderuragende, beleden si haer begeerlicheyt.

14

Ende doen int gemeyn, stelden si den tijt, wanneer si Susannam alleen mochten vinden.

15

Maer het gheschiede, als si eenen bequamen dach waer namen, so ginc Susanna gelijc si ghewoonlijc

[pagina *]
[p. *]

was, Ga naar margenoot+ spaceren, ende nyemant met haer, dan twee ionghe maechden,

16

ende wilde gewasscen worden inden bogaert want het was heet, ende daer en was nyemant, dan dye twee Ouders, die hen seluen daer heymelic verborgen hadden, ende aenscouwende haer.

17

Aldus seyde si den meyskens. Brengt mi olie ende Melissa watere, ende sluyt dye dueren des bogaerts, dat ic ghewasschen worde.

18

Ende si deden gelijc si geboden hadde, ende si sloten die dueren des bogaerts, ende si gingen achter wt, om die dingen te halen die si gheheeten hadde. Ga naar margenoot+ Ende Susanna en wist niet dat die ouderen daer binnen verborgen waren.

19

Als die meyskens wt waren gegaen, so stonden dye Ouderen op, ende liepen tot haer ende seiden.

20

Siet die dueren des bogaerts sijn gesloten, ende nyemant en siet ons, ende wi hebben eenen lust tot v, daer om consenteert ons, ende vermenghet v met ons.

21

Ist dat ghi niedt en wilt, so sullen wi getuyghenisse tegen v segghen als datter een ionc geselle met v heeft geweest, ende dat ghy die meyskens om dyer saken wille, van v sont,

22

Susanna versuchtede, ende sprac. O wee des ancxts die mi omuangen heeft Want ist dat ic dat doe, so gewort mi die doot mer ist dat icx niet en doe, so en sal ick v handen niet ontuluchten. Ga naar margenoot+

23

Mer het is mi beter, sonder dat werck in uwen handen te vallen, dan te sondigen int aenscouwen des HEREN,

24

ende Susanna riep wt met luyder stemmen. Mer die Ouden riepen ooc wt tegen haer.

25

Ende deen liep totter dueren des bogaerts, ende dedese open,

26

Hierom, als die knapen des huys dat geroep hoorden inden boomgaert, so braken si ter achter dueren in, dat si souden sien, wat het ware,

27

Maer na dat die ouden gesproken hebben, so scaemdens hen die knechten met allen seer want noyt sodanigen reden van Susanna geseyt en was

28

Ende het is den dach van morgen geworden. Ende alst volc tot Ioakim haren man quam, so quamen die twee ouders ooc, vol met ongerechtige gepeysen, tegen Susanna, dat sise doden souden.

29

Ende si seyden voor tvolck. Seynt tot Susannam Hilkie dochter, Ioakims huysurouwe

30

Ende terstont seynden si na haer. Ende si quam met haren vader, ende moeder, ende kinderen, ende met alle haren magen

31

Susanna was seer teeder ende scoon van aensichte.

32

Mer die scalcken rieden, datmen haer den doec vanden hoofde doen soude, want si was bedeckt, op dat si immer ten minsten also versaet mochten worden, van haerder scoonheyt

33

Hierom weenden haer magen, Ga naar margenoot+ ende alle diese kenden.

34

Die twee Ouders opstaende, te midden onder tvolc so leyden si haer handen op dat hooft van Susanna,

35

Die welcke weenende, ten hemel waert sach, want haer herte had betrouwen inden HERE,

36

Ende die Ouders seyden, Als wi alleen inden bogaert wandelden, soo is dese met twee meyskens ingegaen, ende si sloot die dueren des bogaerts, ende si seynde die meyskens haestelicken van haer wech.

37

Ende tot haer quam een iongelinc, die verborgen was ende sliep met haer.

38

Ende als wi inden hoeck des bogaerts waren, siende die boeuerie, liepen wi tot hen ende wi sagen dat si te samen vermenget worden

39

Ende wi en consten dyen niet gegripen, want hi stercker was dan wi, ende hi brac die duere op ende spranc wt

40

Mer als wi dese gegrepen hadden, vraechden wi haer wie dese iongelinc was, ende si en wildes ons niet te kennen geuen

41

Van deser saken sijn wi getuygen, Die menichte geloofde hen als Ouden ende rechters des volcx, ende si verdoemde Susannam totter doot.

42

Susanna riep wt, met luyder stemmen, ende seyde. O eewige God, die een bekennaer der verborgentheden sijt, die alle dingen weet, eer si geschieden,

43

ghi weet dat si een valsch getuych tegen mi gegeuen hebben, ende siet ic moet steruen, hoe wel ic geen deser dingen gedaen en hebbe, die dese valschelic tegen mi versiert hebben.

44

Ga naar margenoot+God verhoorde haer ghebet.

45

Ende als si ter dootwaert wert geleyt, soo verwecte die HEERE den gheest des ionghen kints, wiens naem was Daniel.

46

Ende hi riep met luyder stemmen. Ic ben reyn van deser bloet

47

Ende alle tvolc tot hem gekeert, seyde. Wat is dese reden, welcke ghi gesproken hebt?

48

Daniel stelde hem midden onder haer lieden, ende sprac. Sijt ghi kinderen Israels so dwaes, niet oordelende noch bekennende dat warachtich is, ghi hebt verdoemt die dochtere Israels,

49

keert weder ten gerechte, want si hebben een valsche getuygenisse tegen haer gesproken.

50

Aldus keerde dat volc wederom met haesten, ende die Ouders seyden hem. Coemt ende sidt int middel van ons ende geuet ons te kennen, want God heeft v die eere der outheyt gegeuen.

51

Ende Daniel seyde tot hen, Sceit dese twee van malcanderen, ende ic salse ondersceydende oordelen.

52

Aldus als si gesceyden waren deen vanden anderen so riep hi een van dyen, ende seide tot hem. O du groote scalc, nv sijn v sonden om gecomen, die ghi lange tijt geplegen hebt,

53

oordelende onrechtuaerdige oordelen, die ontsculdige verdruckende, ende die schuldige vrylatende, hoe wel die HERE seit. Den ontsculdigen ende rechtueerdigen en sult ghi niet dooden. Ga naar margenoot+

54

Nv dan ist dat ghise gesien hebt, segt onder welcken boom, dat ghijse gesien hebt tsamen sprekende? Hi seyde onder den moerbesien boom

55

Daniel seide, te recht hebt ghi in v hooft gelogen, want siet die Engel Gods, heeft dat vonnisse van hem ontfaen, ende sal v te midden van een snijden.

56

Ende dien wech gedaen zijnde, hiet hi den anderen comen, ende seyde hem Canaans saet, ende niet Iuda, die schoone gedaente heeft v bedrogen, ende die bose begeerlicheit, heeft v hert om gekeert.

57

Also hebt ghi metten dochteren Israels voormaels omgegaen die consenteerden v, want si v vreesden, mer die dochter Iuda en heeft v boosheyt niet gedoocht.

58

Nv segt mi dan onder welcken boom hebt ghise beclipt, te samen sprekende? Hi seyde onder den Granaet appelboom.

59

Mer Daniel seide hem. Ga naar margenoot+ Ghi hebt ooc te recht in v hooft gelogen, want die Engel des HEREN vertoeft, hebbende tswaert dat hi v te midden van een houwe, ende v beyden doode.

60

Hierom so riep alle die vergaderinge wt, met luider stemmen, ende gebenedijden God, die behout die gene die in hem hopen.

61

Ende stonden tsamen op tegen die twee ouders, want Daniel hadse wt haren eygen monden verwonnen, dat si een valsce getuygenisse hadden geseyt

62

Ende si deden hen, gelijc si qualijc hadden gedaen tegen haren naesten, op dat si na die wet Mosi souden doen, ende si dodense. Ende dat onschuldige bloet wert verlost in dien dage *

63

Hilkias ende zijn huysurouwe loofden God voor hare dochter Susanna, met Ioakim haren man, ende met allen den magen, om dat in haer geen oneerlicheyt geuonden en ware,

64

Ende daniel is groot geworden int aenschouwen des volcx, van dyen dage ende voort aen.

65

Ende die coninc Astiages is tot sinen vaderen gheset, ende Cyrus die Perser, ontfinck sijn rijc.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 9

margenoot+
C vers 15

margenoot+
D vers 18

margenoot+
Het is beter steruen dan ouerspel doen

margenoot+
E vers 33

margenoot+
F vers 44

margenoot+
Exo. xx pro. xvij

margenoot+
de. xxix le. xxiiij Pro. xix


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken